Trekvogelpad, etappe 6
IJdoorn - Durgerdam - Schellingwoude - Diemen - Gaasperdam (22 km)
Langs wat zo treffend 'de rafelranden van de stad' genoemd wordt, gaat vandaag de wandeling. Vooraf weet ik niet goed wat ik ervan denken moet: ik zal langs de oostelijke buitenwijken van de stad Amsterdam lopen, vier keer moet ik onder een snelweg door, ik zal een sluizencomplex, een spoorlijn en vele bruggen, viaducten en tunnels passeren. Tja, wat moet je van zoiets denken...
Kwart over tien. Ik stap uit, het kleine, nu passagier-loze busje trekt op en wordt opgeslokt door de mist, het geronk van de motor sterft snel weg. Daar sta ik, op de Uitdammerdijk langs het IJmeer, tussen Uitdam en Durgerdam...
De stilte valt op me. De mist heeft de wereld verkleind tot een stukje dijk zonder vertrekpunt en zonder bestemming, met aan weerszijden graslanden die na enkele tientallen meters oplossen in een witte waas. Een LAW-wegwijzer die boven me uittorent vertelt me welke kant ik op moet. Ik zet m'n rugzak op de grond en drink een paar slokken water. Dan pas dringen de vogelgeluiden tot me door vanuit de grijze verten, geheimzinnig, melancholiek, onaards. |
Het is 11 maart, de eerste grutto's - onlangs verkozen tot onze Nationale Vogel - zijn begin maart gearriveerd vanuit West-Afrika. Op de website van de Vogelbescherming las ik dat er zelfs meer grutto's binnen de stadsgrenzen van Amsterdam broeden dan in heel Groot-Brittannië en Frankrijk samen!
Voor me ligt Polder IJdoorn, een kleine, buitendijkse polder die aan de dijk langs het IJmeer wat franje verleent. En omdat een zonnige dag was voorspeld, zag ik ze al voor me: grote vluchten grutto's die vliegshows weggaven, blij als ze waren om hun geboortegronden weer bereikt te hebben. Maar helaas, zowel zon als grutto's zijn niet te zien. Toch begint het mysterieuze schiereilandje aan me te trekken en ik besluit een rondje over IJdoorn te wandelen. |
Dit is een vogelreservaat en de toegang is in het broedseizoen verboden. Daarbuiten misschien ook wel, maar inmiddels is de aantrekkingskracht te groot geworden. Wat is er allemaal te zien achter die mistroostige nevels?
Het heeft iets magisch, ik zweef op een bruingroen vliegend tapijt te midden van witte wolken. Ik zie weinig (enkele schimmen op een plasje; een groepje langsvliegende spookverschijningen), maar hoor des te meer. Het gegak van brandganzen en grauwe ganzen, het gesnater van een wilde eend, de schreeuw van een overvliegende blauwe reiger, het gesputter van een vlucht putters. Bij een plasje klinkt het gefluit van smienten en de krekelachtige roep van wintertalingen. En overal klinkt het geblaf en gespetter van futen. Futen zijn het hele jaar zwijgzaam, maar in deze periode zitten ze elkaar constant achterna en klinkt doorlopend hun keffende roep. |
Na verloop van tijd ben ik elk gevoel voor richting kwijt, maar dan verschijnt aan m'n linkerhand een smal paadje: zou dit naar het Vuurtoreneiland voeren? Ik sla het in; verderop verandert het in een dammetje met aan weerszijden het zacht kabbelende water van het IJmeer. Dan doemt inderdaad het Vuurtoreneiland uit de nevels op, een stalen hek met hangslot verspert de weg. De vuurtoren is door de mist aan het oog onttrokken, wel zie ik vaag de contouren van het voormalige vuurtorenwachtershuisje.
De verlatenheid van dit eilandje: Boudewijn Büch dringt zich op in mijn gedachten, de in 2002 overleden (reis-)schrijver. Büch noemde zichzelf islomaan en pharofiel, gefascineerd als hij was door desolate eilanden en verlaten vuurtorens. Deze beschreef hij in vijf boeken ('Eilanden', 'Eenzaam', 'Het ijspaleis', 'Blauwzee' en 'Leeg en kaal'). Ook zijn aanstekelijke televisieserie ('De wereld van Boudewijn Büch') kan ik me nog goed herinneren. Natuurlijk, dit Vuurtoreneiland is geen Spitsbergen, Réunion of Tristan da Cunha. Amsterdam ligt vlakbij en zeker 's zomers varen hier tal van schepen voorbij, maar toch, de eenzaamheid leunt op dit moment zwaar op het verweesde eiland. Vanuit de nevels klinkt plotseling luid het naargeestige gekras van een kraai. Dat je 'm wel hoort maar niet ziet, versterkt de spookachtige illusie, alsof de zwarte vogel zojuist is aan komen vliegen vanuit een mysterieus verhaal van Edgar Allan Poe. |
Terug maar weer. Zodra ik de Uitdammerdijk nader, zie ik een man-in-oranje-hesje die een magnetron uit een sloot opvist en in de laadbak van z'n pick-up kiepert. "Je ken het so gek niet fersinne, wat se allemaal in de sloot flikkere!", aldus zijn commentaar.
Het is duidelijk: de betovering is verbroken, ik sta weer met beide benen op de Amsterdamse grond.
Het is duidelijk: de betovering is verbroken, ik sta weer met beide benen op de Amsterdamse grond.
Ik loop verder over de dijk. Links in de diepte mesten smienten en brandganzen zichzelf vet: brandstof voor de komende maanden, als de trektocht naar het hoge noorden weer gaat beginnen. Enkele meerkoeten hebben geen lange reis nodig om zich met dit eetfestijn te bemoeien, die lopen altijd in de weg.
Een bestelbusje stopt, de chauffeur stapt uit en met een fronsende blik op het papier in z'n hand, loopt hij op me af. Of ik hier een eiland weet te liggen met een restaurant, hij moet daar iets afleveren. In gedachten scan ik de kaart van dit gebied. Het enige eiland hier is volgens mij het Vuurtoreneiland maar dat is niet met een bestelbus te bereiken en bovendien is daar geen restaurant. De man begint te bellen en ik wens hem succes. Later zoek ik op internet en wat blijkt? Op het Vuurtoreneiland is (in 2014) wel degelijk een restaurant gevestigd dat echter alleen per boot bereikbaar is. Daar zal de pakjesbezorger intussen ook wel achter zijn gekomen. |
Dan dient Durgerdam zich aan, en hoe! Een sierlijke rij houten huisjes neigt elegant mee met de dijk langs het IJmeer. Dijk en dorp zijn beide gebouwd na de Sint-Elisabethsvloed van 1421. De huidige huisjes zijn allemaal van na 1687; in dat jaar deed een grote brand bijna het hele dorp in vlammen opgaan.
De inwoners leefden van de zeevaart en later van de visserij. Bekend is het verhaal van Klaas Bording die samen met zijn zoons Klaas en Jacob op 13 januari 1849 ging vissen. De Zuiderzee was stijf bevroren en dus gingen ze 'botkloppen' op het ijs, een flink eind uit de kust. Daarbij werden enkele bijten in het ijs gehakt, netten gespannen in het water en vervolgens werd met een zware balk op het ijs geslagen waardoor platvissen vanaf de bodem opschrokken, omhoog zwommen en in de netten verstrikt raakten.
De vangst was goed en ze zullen zich hier zo geconcentreerd mee bezig hebben gehouden dat ze niet merkten dat er een scheur in het ijs ontstond. Toen ze besloten terug te gaan was het te laat. Een grote schots was losgeraakt en dreef de open zee tegemoet... en zij bevonden zich midden op die schots. Niet meer in staat om terug te keren, moesten ze zich in de bittere koude in leven houden met regenwater en rauwe vis. Twee weken lang werden de mannen vermist, tot twee vissers uit Vollenhove hun hulpgeroep opvingen en hen wisten te redden. Veertien dagen hadden de mannen op het ijs doorgebracht, door veranderende winden steeds een andere kant op gestuwd. Twee van hen bezweken alsnog aan de ontberingen, de jongste zoon keerde terug naar Durgerdam. Een verhaal van ontbering in een barre winter zoals we die nu al jaren niet hebben meegemaakt. |
Terwijl ik op het trottoir langs de huizen loop, krijg ik de kans om door de ramen naar binnen te kijken. Het interieur van veel huizen verwijst nog steeds naar de maritieme geschiedenis van het dorpje. Hier wonen avontuurlijke en vrijgevochten types.
De meeste huisjes zijn niet groot en de bewoners zijn waarschijnlijk ieder jaar bezig met schilder-onderhoud, maar daar staat tegenover het fantastische uitzicht naar twee zijden. De voorzijde biedt mooi zicht op aangemeerde schepen met daarachter het open water, aan de achterkant ontvouwt zich het vergezicht over de polder. Niet verkeerd, om hier te wonen! In de Oude Taveerne, een gezellig café met daarachter een hotel, neem ik de tijd voor de obligate cappuccino. Wie weet of in de tussentijd de mist optrekt. Als ik na een half uur naar buiten stap, sombert het nog steeds, al is het licht enkele tintjes helderder. |
Durgerdam verdwijnt achter me en Schellingwoude nadert. Misschien iets minder schilderachtig dan het buurdorp, maar ook fraai gelegen aan het water. Een spreeuw prevelt zachtjes voor zich uit vanaf de hoek van een dak. Onder de pannen vermoed ik z'n twistzieke vrouw (Spreuken 21 : 9).
Aan de overkant liggen de drijvende varianten van de dijkhuisjes voor anker, woonboten in soorten en maten en in diverse staten van verval. Een fosforescerende streep schiet tussen de boten door, een ijsvogel! Ik volg de vogel met m'n ogen, hij gaat precies op de voorsteven van een van de schepen zitten. Ik maak enkele foto's, die later onthullen dat het hier om een vrouwtje gaat, de snavel heeft een roodachtige basis. Als ik voorzichtig nader, schiet de schuwe vogel weg, laag over het water, een fonkelende saffier. Die kleuren worden op de foto's bij lange na niet benaderd. Met de camera inzoomen in de mist heeft op kleuren hetzelfde effect als Ritalin op een ADHD'er, het vervlakt de levendigheid. |
In Schellingwoude bereik ik de Oranjesluizen, een schutsluizencomplex op de grens van Binnen- en Buiten-IJ. Hier passeren alle schepen die tussen Amsterdam en het Markermeer varen. Het wandelpad voert over de schutten, maar omdat die pas sluiten als er een schip ingevaren is, moet ik een kwartiertje wachten. Intussen bemerk ik dat de vistrappen (die aan beide zijden van de drie sluizen zijn gebouwd), ook zijn ontdekt door de ijsvogels: twee zie (en hoor) ik er wegvliegen (in totaal krijg ik vandaag vier van deze mooie vogels te zien! Zachte winters zijn goed voor de overlevingskansen van ijsvogels, dát is dan een voordeel).
In de verte ligt IJburg, de nieuwe woonwijk waarvan de bouw indertijd (1997) zeer omstreden was, omdat er een belangrijk vogelgebied voor werd opgeofferd. IJburg is gebouwd op zeven kunstmatige zandeilanden, 'waar stad en natuur zich intelligent tot elkaar verhouden'. Wat ik ervan zie bestaat vooral uit asfalt, baksteen en beton.
Het traject wat nu volgt voert langs de eerder genoemde rafelranden van de stad. Wat dat inhoudt, tonen onderstaande foto's.
Het traject wat nu volgt voert langs de eerder genoemde rafelranden van de stad. Wat dat inhoudt, tonen onderstaande foto's.
De Nesciobrug zwiept me met een sierlijke slinger over het Amsterdam-Rijnkanaal. De fiets- en voetgangersbrug is een indrukwekkend bouwwerk door de lengte (780 meter!) en zeker ook door z'n vorm (de Amsterdammer spreekt van 'palingbrug') .
Nescio (pseudoniem van J.H.F. Grönloh, 1882-1961) was schrijver van o.a. De Uitvreter en Titaantjes. Lange tijd woonde hij in Amsterdam-Oost en maakte na de oorlog vrijwel dagelijks tochtjes door het toen nog totaal andere landschap aan deze zijde van de stad. In zijn 'Natuurdagboek' beschreef hij het zilveren licht op de Vecht, een doorkijkje in een laantje bij Abcou, het zicht op het Muiderslot, op het witte kerkje van Schellingwou of op de rooie daken van Weesp. Een dag met 'dood licht' als vandaag zou hij omschrijven als 'Dag van nix'. |
Het Amsterdam-Rijnkanaal, zo lees ik, is het drukst bevaren kanaal ter wereld! Het loopt van Amsterdam (IJ) naar Tiel (Waal) en verbindt de Amsterdamse haven met het Ruhrgebied. Een bejaard straatnaambordje herinnert nog aan de oude naam van dit kanaal.
Het trekvogelpad loopt over een kaarsrecht pad langs dit kanaal, tussen statige essen en kronkelige elzen. Het is een komen en gaan van binnenvaartschepen en na drie kilometer ben ik blij dat ik afsla en de dieseldampen achter me laat.
Het trekvogelpad loopt over een kaarsrecht pad langs dit kanaal, tussen statige essen en kronkelige elzen. Het is een komen en gaan van binnenvaartschepen en na drie kilometer ben ik blij dat ik afsla en de dieseldampen achter me laat.
De tweede helft van de wandeling kan ik als volgt samenvatten:
vanwege het ontbreken van het-vermelden-waardige-ervaringen wordt de wandeling steeds eentoniger;
vanwege het dóórbreken van de-voorjaar-brengende-zon wordt de wandeling steeds aangenamer.
vanwege het ontbreken van het-vermelden-waardige-ervaringen wordt de wandeling steeds eentoniger;
vanwege het dóórbreken van de-voorjaar-brengende-zon wordt de wandeling steeds aangenamer.
|
De route volgt smalle natuurgebiedjes langs de randen van Amsterdam-Zuidoost:
- Diemerbos: jong, tikkeltje saai en altijd flats en geraas van verkeerswegen op de achtergrond. - Bijlmerweide: smal park met veel water, kleine bosjes, slingerende paden en een kinderboerderij. - Gaasperpark: best mooi aangelegd (voor de Floriade 1982), leuk voor een wandeling op zondagmiddag met kinderen. - Gaasperplas: ontstaan door zandwinning voor de bouw van de wijk Gaasperdam. - Gaasperzoom: smal natuurgebiedje langs het uiterste zuidoosten van de hoofdstad. Hiernaast een kleine serie foto's van watervogels die ik in deze gebiedjes tegenkwam. Verder naar het oosten liggen nieuwe gebieden om te ontdekken: polders in de krommingen van de riviertjes Gaasp en Gein, het Naardermeer, stadjes als Weesp en Naarden. Daarover een volgende keer. Nu steek ik woonwijk Gaasperdam in en pak vanaf metrostation Gein het openbaar vervoer terug naar huis. P.S. Tussen de etappes 6 (in maart) en 7 (in mei) heb ik in april etappe 2 en 3 gelopen. |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WANDELPAD-HAIKU'S
WANDELPAD-HAIKU'S
wandelpad-haiku
drieregelig vogel-vers een observatie |
Zwarte kraai
kille mist sluiert zich rond eenzame stammen - ergens krast een kraai (Vuurtoreneiland) |
IJsvogel
pijlsnel passeert hij fosforescerende streep kobaltblauwe flits (Schellingwoude) |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
© Teksten en foto's: 'Landloper' Jacob
|