'Heerlijk doet zich deze stad [Kampen] voor aan hen die haar van deze zijde genaken, dewijl zij in 't lang aan de overzijde der IJssel gebouwd is, onnoemelijk veel torens heeft en eene rij boompjens tusschen den buitenmuur en den oever der rivier. Ook treft de zware brug met bewondering. [...] een schilderachtig schouwspel, verlevendigd door de voorbij varende schepen en schuiten.’
(Jacob van Lennep. Nederland in den goeden ouden tijd, zijnde het dagboek van hunne reis te voet, per trekschuit en per diligence van Jacob van Lennep en zijn vriend Dirk van Hogendorp door de Noord-Nederlandsche provintiën in den jare 1823. Bussum: Unieboek b.v., 1980)
(Jacob van Lennep. Nederland in den goeden ouden tijd, zijnde het dagboek van hunne reis te voet, per trekschuit en per diligence van Jacob van Lennep en zijn vriend Dirk van Hogendorp door de Noord-Nederlandsche provintiën in den jare 1823. Bussum: Unieboek b.v., 1980)
Maandag en dinsdag, 25 en 26 februari 2019
Venetië aan de IJssel. Vanaf een strandje kijk ik naar de zonbeschenen stad Kampen aan de overkant van de rivier. De robuuste gebouwen, de torens, de scheepsmasten en de blauwe hemel die zich spiegelen in het water van de IJssel: het beeld doet denken aan de Italiaanse stad aan de Lagune van Venetië.
Dat ik de tijd neem om dit eens rustig te bekijken heeft te maken met de trein die daarnet, twee minuten te vroeg, voor m'n neus het Kamper station verliet. Het heeft wat voeten in de aarde voordat de wandeling start: M'n auto parkeer ik bij station Kampen; met het OV wil ik naar Oldebroek (nabij Elburg) waar de wandeling zal beginnen. Na een half uur wandelen langs IJssel en Kampens skyline, spoor ik met het Kamperlijntje - het traject is in 2017 geëlektrificeerd; oude dieseltreinen rijden er dus niet meer - naar station Zwolle. Hier check ik uit bij de regionale vervoerder Blauwnet. Ik heb weinig overstaptijd dus haast ik me naar het busstation, dat echter verplaatst blijkt te zijn naar de andere kant van het stationsgebouw. Dus moet ik aan deze zijde inchecken bij de NS, hollend onder het station door waar ik aan gene zijde uitcheck om vervolgens weer in te checken in de streekbus van Syntus die naar Elburg rijdt. Het wordt tijd dat vervoersbedrijven het in- en uitchecken eens gaan standaardiseren. |
Al met al is m'n waterfles half leeg als ik in Oldebroek uitstap en aan de wandeling begin. Ik vind dat ik wel een koffie verdiend heb, maar het is maandagmorgen en café 'Zuiderzee' is dicht.
Over het Kerkpad loop ik tussen weide- en stoppelvelden door naar het gehucht Eekt. Een welkomstbord en een wijd geopend hek nodigen me op het erf van Theeschenkerij 'Boerengoed'. Het erf ziet er verlaten uit, ik zie niemand. Door een open deur roep ik: 'Hallo, zijn jullie al open?' Vanuit de duistere krochten brult een verre stem: 'Donderdag!' Ik zal rekening moeten houden met de beperkte openingstijden in de steeds stillere uithoeken van Nederland die ik aandoe... |
Op stap! De zon schijnt, de sneeuwklokjes bloeien, de vinken slaan, de muggen dansen, het is warm, het lijkt wel lente! Enkele kieviten zijn zelfs al met baltsen begonnen. (Achteraf blijkt dat drie dagen later, op 28 februari, in Friesland het eerste kievitsei wordt gevonden; dat heuglijke feit heeft nog nooit zo vroeg, in februari, plaatsgevonden.)
Hoewel ik de grens met Overijssel nog net niet gepasseerd ben, verraden de plaatsnamen - Oldebroek, Oosterwolde - het dialect van deze provincie, langs de rand waarvan ik de komende zeventig kilometer zal wandelen, de route als stiksel langs een kledingzoom.
Ik passeer landgoed en Huize Morren, dat gerestaureerd is door de huidige eigenaar, oud-PvdA-politicus Marcel van Dam.
Fraaie oude boerderijen liggen verspreid in deze agrarische streek en ze dragen allemaal een parmantig kuifje aan de rieten dakpunt.
Hoewel ik de grens met Overijssel nog net niet gepasseerd ben, verraden de plaatsnamen - Oldebroek, Oosterwolde - het dialect van deze provincie, langs de rand waarvan ik de komende zeventig kilometer zal wandelen, de route als stiksel langs een kledingzoom.
Ik passeer landgoed en Huize Morren, dat gerestaureerd is door de huidige eigenaar, oud-PvdA-politicus Marcel van Dam.
Fraaie oude boerderijen liggen verspreid in deze agrarische streek en ze dragen allemaal een parmantig kuifje aan de rieten dakpunt.
In het weidse land tussen Winterdijk (tweeënhalve kilometer landinwaarts) en Zomerdijk (langs het Drontermeer) ben ik het enige verticale element dat bijna twee meter boven het maaiveld uitsteekt. 'Merken', zo heten de gebieden hier: Eektermerk, Lummermerk, Bolsmerk en Noordermerk (van zuid naar noord), veenblokken die ontgonnen werden in de twaalfde en dertiende eeuw. Er werden sloten gegraven, het water werd afgevoerd naar de Zuiderzee, het veen verdroogde en zo werd akkerbouw mogelijk. Later werden dijken nodig omdat het gebied door inklinking steeds lager kwam te liggen. Toen de Zuiderzee nog niet getemd was door de Afsluitdijk, liep dit land eens in de zoveel jaren onder water. Oude boerenhoeven staan dan ook op 'belten' (terpen), nieuwere boerderijen van na 1932 niet meer.
De weiden zijn bespikkeld met twee soorten witte vogels met lange halzen: knobbelzwanen met horizontale plompe lichamen en grote zilverreigers met verticale slanke lijven. Veldleeuweriken en graspiepers doen af en toe wat zangpogingen, maar echt uitbundig wordt het nog niet. Mijn jas heb ik allang uitgedaan, het is eind februari en de temperatuur loopt tegen de 20°C!
Langs het Drontermeer loop ik naar het noorden. Aan de overkant doemt een 'muur' van bomen op als een verdedigingswal langs de rand van de Flevopolder. Op het water dobberen grauwe ganzen, bij een ondiepte rusten honderden kieviten. Twee miauwende buizerds verschijnen en hoewel een buizerd niet gauw een kievit zal verschalken, gaat de hele boel de lucht in: een flikkerend zwart-wit spektakel.
Langs het Drontermeer loop ik naar het noorden. Aan de overkant doemt een 'muur' van bomen op als een verdedigingswal langs de rand van de Flevopolder. Op het water dobberen grauwe ganzen, bij een ondiepte rusten honderden kieviten. Twee miauwende buizerds verschijnen en hoewel een buizerd niet gauw een kievit zal verschalken, gaat de hele boel de lucht in: een flikkerend zwart-wit spektakel.
Ik nader Kampen en passeer het nieuw aangelegde Reevediep, een brede, door dijken in toom te houden waterverbinding tussen IJssel en Drontermeer dat dient als afvoer bij hoogwater, een oplossing die de stad Kampen moet vrijwaren van overstromingen in de toekomst. Op de brug passeer ik een man met verrekijker. 'Nog steeds geen grutto's,' verzucht hij. Voor veel mensen begint het voorjaar pas echt als deze koning van de weidevogels is teruggekeerd uit westelijk Afrika.
Het is inmiddels zo warm geworden dat ik me aan de overkant op de grashelling uitstrek in de zon. In de verte kraait een haan, waar ik geen aandacht aan schenk. Maar vijf minuten later hoor ik de vogel graspikkend naderen. Vlak voor m'n schoenen blijft hij een volle minuut stilstaan, onbewogen staart hij me aan door een met rode rimpels omrand oog. Eerst denk ik nog dat de haan gezelschap zoekt, er is op de dijk verder geen kip te bekennen. Maar al gauw blijkt het dier - hoewel henloos of misschien juist daardoor - behoorlijk agressief te zijn. Plotseling gaat hij tot de aanval over, eerst zijn mijn schoenen het doelwit, daarna moeten mijn benen er aan geloven. Omdat de aanvallen een gewelddadigheid krijgen die ik van hanengevechten ken, sta ik op en blaas de aftocht, wat moet ik anders? Nog tientallen meters loopt het beest fladderend achter me aan, triomfantelijk kraait hij het uit. Hij heeft z'n territorium met succes verdedigd tegen een tien keer grotere indringer. Mijn ego is danig gekrenkt. Om me heen kijkend zie ik dat gelukkig niemand getuige was van deze gênante vertoning...
|
Op de kaart zie ik dat de route door buitenwijken van Kampen gaat en dat is iets waar ik niet zoveel zin in heb. Bovendien wil ik nog een stadswandeling door het centrum van dit mooie Hanzestadje maken, dus pak ik een bus naar het station, waar ik gelijk even wat overnachtingsspullen uit m'n auto haal; vannacht verblijf ik in B&B De Stadsboerderij.
|
Ik loop Kampen binnen over de fraaie Stadsbrug uit 1998, met vier heftorens die elk twee vergulde katrollen in de top dragen waarover - ik ben er getuige van - kabels de hefbrug soepel op en neer takelen wanneer een schip moet passeren.
Kampen, ooit een bloeiende handelsstad aan de monding van de IJssel, was rond het jaar 1400 twee keer zo groot als Amsterdam. Ik loop door de oude stad en bewonder de vele oude gebouwen: het Oude Raadhuis, de Nieuwe Toren, oude koopmanshuizen, vele kerken waaronder de enorme Sint Nicolaaskerk, sigarenfabriek De Olifant en drie mooie stadspoorten: de pompeuze Koornmarktspoort aan de IJsselkade, de Cellebroederspoort en de Broederpoort die beide naar kloosters genoemd zijn en die toegang geven tot het stadspark. Ik loop naar de Koggewerf waar een Kamper Kogge is nagebouwd, het handelsschip dat in de veertiende en vijftiende eeuw Kampen tot bloei bracht. Het is echter al laat in de middag en het schip ligt al 'onder zeil', veel krijg ik er dus niet van te zien. |
Na een diner aan De Plantage loop ik nog een rondje langs de nu verlichte gebouwen. Aangenaam is nog steeds de temperatuur.
's Avonds op m'n kamer in De Stadsboerderij lees ik in het boek van Henry Havard (Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee) over 'Kamper uien', verhalen van vroeger over de vermeende naïviteit van de inwoners van Kampen. Zoals het verhaal over de brandspuiten die, uitgerukt voor een brand in de stad, niet functioneerden wegens slecht onderhoud. Het stadsbestuur besloot vervolgens om voortaan een inspectie uit te laten voeren op de brandspuiten op de dag vóórafgaande aan een brand... Of die keer dat er wat gedaan moest worden aan het gras dat telkens op een oude toren groeide. De gemeenteraad besloot dat er vier keer per jaar een koe op de toren moest worden getakeld die het gras netjes weg kon grazen... Ah, nu begrijp ik de betekenis van het bronzen beeld van een koe dat voor het oude raadhuis staat opgesteld. Morgen toch nog even langs lopen!
's Avonds op m'n kamer in De Stadsboerderij lees ik in het boek van Henry Havard (Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee) over 'Kamper uien', verhalen van vroeger over de vermeende naïviteit van de inwoners van Kampen. Zoals het verhaal over de brandspuiten die, uitgerukt voor een brand in de stad, niet functioneerden wegens slecht onderhoud. Het stadsbestuur besloot vervolgens om voortaan een inspectie uit te laten voeren op de brandspuiten op de dag vóórafgaande aan een brand... Of die keer dat er wat gedaan moest worden aan het gras dat telkens op een oude toren groeide. De gemeenteraad besloot dat er vier keer per jaar een koe op de toren moest worden getakeld die het gras netjes weg kon grazen... Ah, nu begrijp ik de betekenis van het bronzen beeld van een koe dat voor het oude raadhuis staat opgesteld. Morgen toch nog even langs lopen!
~~~~
Na IJsselmuiden loop ik over de Brandersdijk. Achter me vervagen de torens van Kampen; links in de verte steekt het streeppatroon van de tuibrug over de IJssel af tegen de blauwe lucht, als een enorme witte harp; voor me ligt Grafhorst.
Grafhorst is een klein stadje waar oude huisjes worden omgeven door grote nieuwbouwhuizen op ruime percelen. Diverse spitse kerktorentjes steken er bovenuit. Er schijnen hier twaalf kerken te staan op ruim duizend inwoners. Een christelijk dorp dus, waar de inwoners het net niet geheel met elkaar eens zijn, anders zou één kerk volstaan. Mensen zijn echter veelkleurige wezens en zolang verscheidenheid zich niet vertaalt in polarisatie, lijkt me dat prima.
|
Het Ganzendiep vertoont geen enkele rimpeling; hier rust ik even op een bankje aan het water. De jas kan al uit. Het lijkt vandaag nog warmer te worden dan gister, toen het de warmste februari-dag was ooit in Nederland gemeten. Ontkenners van klimaatverandering, zijn die eigenlijk nog ergens te vinden?
Klimaat-onverschilligheid echter is wijdverbreid, helaas. Dit Ganzendiep (dat naar het noorden slingert) omarmt samen met de IJssel (die naar het westen stroomt) het Kampereiland. Oorspronkelijk was dit een soort delta van de IJssel met veel stroompjes en eilanden. Door verdere inpolderingen ontstond het Kampereiland, vruchtbaar land door de regelmatige overstromingen en dus was het hier goed boeren (zolang je maar droge voeten hield en daarom staan de huizen op belten). Het Kampereiland werd in 1364 door de bisschop van Utrecht aan de stad Kampen geschonken en dit heeft zeker bijgedragen aan de rijkdom van de stad in de eeuwen die volgden. |
Fietspad langs de Kamperzeedijk: een drie meter breed en drie kilometer lang asfaltlint. Leuk voor de fietser, minder interessant voor de wandelaar. Graspiepers die gisteren hun enthousiast ingezette liedje nog plotseling afbraken omdat ze zich kennelijk bijtijds realiseerden dat het nog maar februari is, werpen nu alle schroom van zich: vol overgave zingen ze hun hemelse lied waarna ze als aan een parachute weer afdalen naar aardse sferen. De geur van Overijssel - van tractordiesel en koeienstront - is nooit ver weg.
Een klein ommetje leidt langs een doorbraakkolk die tot het jachtterritorium van twee torenvalken behoort.
Ook mooi: een huis waarvan de aanbouw zulke lage raampjes heeft dat deze wel weggezakt lijkt te zijn in het veen. En: een spreeuw die de zon zijn werk laat doen, de iriserende paarse en groene kleuren spatten van het verenkleed af. |
Een torentje langs het water schijnt een klein gemaal te zijn dat schril afsteekt tegen het grote stoomgemaal Mastenbroek dat in de verte prijkt. Biljartlakens, groen maar monotoon en levenloos, strekken zich naar alle kanten.
Qua variatie en beleving is het vandaag misschien wat mager. Maar als middel om de conditie op peil te houden voldoet de wandeling uitstekend. En de rust die hier heerst vergoedt ook veel. |
Langs het Zwarte Meer (vroeger de Zuiderzee, nu ligt aan de overkant de Noordoostpolder) en het Zwarte Water (de rivier die Hanzestad Zwolle vroeger met de zee verbond) loop ik naar de veerpont bij Genemuiden. 'De Oude Veerman' kijkt uit naar de naderende pont, terwijl oudere inwoners hier vanaf enkele bankjes van het uitzicht genieten: 'Eem noar 't veer kieken!' |
Genemuiden is van oudsher de plaats waar matten werden gevlochten van de biezen die aan de kust van de Zuiderzee groeiden; het gebied waar ik langs liep heet nog De Biesvelden. Jac.P. Thijsse geeft in zijn boek 'Langs de Zuiderzee' een mooi inkijkje in het straatbeeld van Genemuiden in 1914, nadat de biezen geoogst zijn:
'In het stadje heerschte een zeer bijzondere drukte. De stad lag letterlijk onder de biezen, versch gesneden of reeds half gedroogd, biezen langs de kaden, op de stoepen; straten vol biezen. De huizen zijn er mee opgepropt, uit de zolderramen puilen de biezen naar buiten. De dijk aan de Zuidzijde van de stad ligt er vol mee en van de zeezijde komen nog karren vol biezen aanrijden. Die worden hier afgeladen en waaiervormig uitgespreid op 't gras; aan hun toppen waar de bloemen zitten blijven zij bijeengebonden en zoo liggen dan hier honderden groene waaiers met bruine zomen, dakpansgewijs over elkaar in 't zonnige veld.' |
Later stapte men over op de fabricage van kokosmatten en in de jaren zestig op tapijten van wol en nylon. In Genemuiden wordt vijfenzeventig procent van de Nederlandse tapijten geproduceerd. Als ik naar de huizen kijk die langs de rand van het stadje pronken, dan concludeer ik dat deze bedrijfstak de bevolking geen windeieren heeft gelegd.
Genemuiden is bovenal de geboorteplaats van mijn vrouw. Ik wandel naar het huis waar ze vele jaren gewoond heeft en kom door de enige straat in Nederland waar een rookverbod geldt: de Achterweg. Daarmee lijkt Genemuiden een voortrekkersrol op zich te nemen voor een gezonder Nederland, echter, dit was een besluit om het aantal stadsbranden te beperken. Risico vormden de vele biezen die hier te drogen lagen, maar ook de hooibergen die hier traditioneel tussen de bebouwing stonden. Bij zorgcentrum De Meente vul ik m'n waterfles bij en wacht vervolgens op de bus die me weer naar Kampen zal brengen. Twee uitzonderlijk warme februari-dagen zitten er op. |
~~~~
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WANDELPAD-HAIKU'S
WANDELPAD-HAIKU'S
Kievit
een buizerd verschijnt de kieviten gaan de lucht in een show in zwart-wit (Oosterwolde) |
Graspieper
lage zon; hij breekt zijn liedje af, beseft: ach, ‘t is februari (Grafhorst) |
Spreeuw
vuurpijl op het dak iriserende kleuren spatten er vanaf (Kamperzeedijk) |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
© Teksten en foto's: 'Landloper' Jacob
|