'De voornaamste poort [van Friesland] is de Lemmer, dat een heel druk scheepvaartverkeer heeft en zich dan ook verheugt in 't bezit van een paar lange havendammen van bazaltkeien met op 't eind een groote vuurtoren van ijzeren traliewerk, geel geverfd. De plaats is aardig genoeg, maar 't was er kermis en daarom gingen we maar gauw verder, ook al, omdat de wind al harder op ging steken en de wolken er hoe langer hoe dikker en dreigender gingen uitzien.’
(Jac. P. Thijsse (1915), Langs de Zuiderzee. Zaandam: Verkade)
(Jac. P. Thijsse (1915), Langs de Zuiderzee. Zaandam: Verkade)
Zuiderzeepad, etappe 17 en 18
* Lemmer - Tacozijl - Hooibergen - Nijemirdum - Oudemirdum (20 km)
* Oudemirdum - Rijs - Rijsterbos - Mirnser Klif - Laaxum - Roode Klif - Stavoren (19 km)
Maandag en dinsdag, 12 en 13 augustus 2019
'Oant moarn!', flapt m'n dochter eruit richting de verkoopster in de bakkerij waar we net een broodje hebben gegeten en cappuccino hebben gedronken. Niet dat we van plan zijn hier morgen terug te keren, maar het is het enige mondje Fries dat ze kent, dankzij weerman Piet Paulusma.
M'n vrouw en dochter rijden verder om een aantal Friese plaatsjes te bezoeken, ik start hier in Lemmer een tweedaagse wandeling door Gaasterland, het zuidwestelijke glooiende deel van Friesland. (Daarmee sla ik een stukje Zuiderzeepad tussen Ossenzijl en Lemmer over, vanwege het gebrekkige openbaar vervoer, de flinke reisafstand vanaf m'n huis en vanwege het ontbreken van verbinding van dat traject met de Zuiderzee.) Het regent. Dikke droppels vallen neer in de haven van Lemmer dat zichzelf afficheert als 'De Poort van Friesland'. Onder een afdak wacht ik het passeren van een kort onweer af; een appje van dochterlief komt binnen, een gifje van een regendans... |
Aan de overkant van de straat staat de oude herberg De Wildeman waar Jacob van Lennep overnachtte tijdens zijn tocht in 1823 door Noord-Nederland: 'Te half vijf sprongen wij ten bedde uit en betaalden voor thee, wijn, avondeten, logies en uitnemende bediening twee gulden per hoofd.’ Met zulke lage prijzen moest het wel fout gaan: het pand staat zo te zien al geruime tijd leeg. Dat heeft zelfs de met een knots uitgeruste wildeman op de klokgevel niet kunnen voorkomen. |
Na twee bliksemflitsen en bijbehorend gerommel gaat de regenbui over in een gestaag gedruppel, ik loop verder over de Oudesluis en langs de Binnenhaven. Hier ligt de LE 50 voor anker, een traditionele lemsteraak die nu wordt gebruikt als rondvaartboot. Lemsteraken werden vroeger gebruikt als vissersschepen op de Zuiderzee, later werden het geliefde plezierjachten met als bekendste voorbeeld De Groene Draeck, het zeilschip van prinses Beatrix. Behalve vissersplaats was Lemmer, vooral na verzanding van de haven van Kuinre, een belangrijke doorvoerhaven op de route van Amsterdam naar Noord-Nederland en Duitsland. Nu is alles pleziervaart wat de klok slaat, langs de kades is er geen aanlegplaatsje meer vrij, ik signaleer zelfs enkele dubbelparkeerders.
Ik bereik het Lemsterstrand. Een ferme wind komt vanaf het IJsselmeer aanwaaien, m'n breedgerande hoed verdwijnt uit voorzorg in m'n rugzak. Op de horizon staan rijen windturbines, wind genoeg hier. Enkele meeuwen en kraaien schuimen langs de vloedlijn of halen vliegcapriolen uit in de wind - die vermaken zich bij elk weertype. Een creatieve strandgast heeft in het zand een meterslange krokodil geboetseerd. Dat zal wel tijdens zonniger uren gebeurd zijn. Grijsblauw met witte plukken is het wolkendek, donkergroen met witte koppen het zeewater. Ik wend m'n schreden naar het westen, schuin tegen de wind in. |
Friesland, dus. Friezen zijn trots en onafhankelijk, dat word je vanzelf als je altijd met die wind te maken hebt. 'Hoe ook door overmacht, nood en zee bedreigd, oeroude lieve Friese grond, nooit werd die vaste, taaie band verbroken, die Friezen aan hun land verbond,' staat er te lezen op een brugleuning nabij de Prinses Margrietsluis. Op de achtergrond verheft zich een schoorsteen naast het machinehuis van het grootste nog werkende stoomgemaal ter wereld, het Ir. Woudagemaal uit 1920 (werelderfgoed). Bij het aangrenzende moerasbos wemelt het van de huiszwaluwen; kwetterend scheren ze vlak boven het water, jagend op de insecten die zich vanwege de hoge luchtvochtigheid op geringe hoogte bevinden. Een kleine karekiet doet nog een korte midzomer-zangpoging maar houdt het verder voor gezien. |
Over schapendijk en basaltdam loop ik verder langs een woelig IJsselmeer.
Een eenzame aalscholver zet zich met z'n grote platvoeten op een fuikpaal schrap in de wind. Kennelijk weegt de belofte van vis op tegen het gebrek aan comfort. Tweelettergrepig alarmerende visdiefjes doen een zwakke uitval naar m'n hoofd, maar dat is slechts spel, nu jongen zijn uitgevlogen en de trek naar het zuiden al weer voorzichtig is begonnen, is territoriumgedrag niet meer aanwezig. 'Gedenken leidt tot verlossing, vergeten tot ballingschap', staat er op een bordje bij de Joodse begraafplaats bij Tacozijl. De laatste keer dat hier een lid van de Joodse gemeenschap te Lemmer begraven werd, was in 1938...
|
De wandeling voert overwegend langs weilanden. De wolkenluchten daarboven, die doen het goed vandaag. Jacob van Ruisdael en andere Hollandse meesters uit de Gouden Eeuw zouden hier voldoende inspiratie vinden voor een hele rits nieuwe schilderijen.
Vanuit een rechthoekig weiland stijgt een groep reigers op, negen blauwe en dertien zilverreigers. Waren de aantallen gelijkmatig verdeeld geweest dan had je hier met enige fantasie het einde van een ornithologische voetbalwedstrijd kunnen vermoeden.
Zwarte Friese paarden en bonte Friese koeien vermaken zich ook prima op dit kamerbrede grasland.
Vanuit een rechthoekig weiland stijgt een groep reigers op, negen blauwe en dertien zilverreigers. Waren de aantallen gelijkmatig verdeeld geweest dan had je hier met enige fantasie het einde van een ornithologische voetbalwedstrijd kunnen vermoeden.
Zwarte Friese paarden en bonte Friese koeien vermaken zich ook prima op dit kamerbrede grasland.
Over de gelijknamige weg loop ik langs Landgoed Heaburgen. Een Hollander zou niet kunnen verzinnen dat dit het Friese woord is voor 'hooibergen' en de gedachte komt bij me op dat Friezen de klinkers in Nederlandse woorden gewoon vervangen door andere klinkers, liefst in ongebruikelijke combinaties waarbij de Y niet geschuwd wordt, het zo ontstane woord een beetje raar uitspreken en dat dan Fries noemen. Om deze snelcursus Fries te voltooien: wijzig elke V in een F en zo nu en dan in FJ. Voeg hier en daar TJ of SK als lettercombinatie toe. Laat elke R flink rollen (de tongpunt-r, niet de huig-r) en laat een aantal woorden eindigen op ...KE, vooral als je bij de burgerlijke stand aangifte doet van een blijde gebeurtenis.
Gekheid natuurlijk, maar ik ben bang dat ik hiermee wel op wat Friese teannen ben gaan staan, dus ik haast me te zeggen dat ik tijdens m'n wandeling prachtige Friese namen tegenkom, zoals: de Bonne Brekken (natuurgebied), Jolderenbosk (bosje), Mirnser Klif (hoogte), Sondelerleien (meer) en Bargebek (buurtschap). Mooie taal eigenlijk, dat Fries!
Intussen heb ik er vrede mee dat ik slechts één op de drie Friese namen begrijp (zie foto hiernaast)... (Overigens: mijn opa was een Fries (die via Amerika naar Noord-Holland emigreerde) en mijn achternaam zou ontleent zijn aan een dijkje in Westergo, een van de drie plattelandskwartieren in het Friesland van 17e en 18e eeuw.) |
Gaandeweg dringt het tot me door: er zijn lichte glooiingen in het land waar te nemen, uitwaaierende rimpelingen van een stuwwal: ik nader Gaasterland. 'Gaast' betekent: zandige hoogte en dit landschap, glooiend en bosrijk, is ontstaan na de voorlaatste ijstijd. Regelmatig kom ik een opgerichte zwerfkei (graniet) tegen die ooit vanuit Zweden door het opstuwende landijs hier naartoe is gerold.
Op het hoogste punt (12,7 meter boven NAP) staat een Luchtwachttoren (een van de negentien die er nog staan in Nederland; oorspronkelijk waren het er honderdachtendertig) die hier in de jaren vijftig tijdens de koude oorlog is gebouwd om Russische vliegtuigen in de gaten te houden. Ik kan het gedrocht niet beklimmen om te checken of er gevaar dreigt, de toegang is afgesloten. Intussen is het warm geworden, ik neem een drankje op een terras in het dorp Oudemirdum. Verslaggever Gerard van Westerloo merkt in zijn boek uit 1993 op: 'Oudemirdum moet ooit een onooglijk dorp geweest zijn; het is nu gevuld met kroket- en kampeergelegenheid. Vreemd, het toerisme. Ooit is er iemand in Oudemirdum gekomen die dacht, leuk hier. Authentiek! Die ene zei het tegen een ander. Die weer tegen een derde. De vierde dacht, ik wil er best een nachtje blijven. De vijfde knoopte daar een weekend aan vast. De honderdste kocht een huisje. En toen de duizendste dat ook gedaan had was er van de reden waarom de eerste het leuk vond niets meer over.' ('Voetreiziger, verslag van een tocht door Nederland'; 1993, De Bezige Bij, Amsterdam) Die beschrijving van toerisme vind ik wel aardig, maar Oudemirdum blijkt nog steeds een klein, vriendelijk plaatsje te zijn dat bovendien in een prachtige omgeving ligt. Op het moment dat het eind van m'n dagwandeling nadert, rijdt me een bekende kampeerbus achterop, honderd meter voor de camping waar we avond en nacht zullen doorbrengen.
|
~~~~
Na een nacht vol regenbuien klaart het later in de ochtend op, ik vertrek voor de volgende etappe. Het is een tintelende ochtend, de atmosfeer is schoon gewassen, de doorgebroken zon zet alles in een gloednieuw licht, alsof de schepping net achter de rug is. Samenpakkende stapelwolken boven de horizon beloven dat de dag niet droog blijft, maar dat is van later zorg. Voorlopig is het goed wandelen, op naar Stavoren, het meest westelijke puntje van het vasteland van Friesland! (Vlieland ligt nog iets westelijker.)
Het Rijsterbos ademt koolstofdioxide in en zuurstof uit. Een rechte laan voert na een ijzeren toegangshek dit bos in.
In 1814, na de Franse bezetting, werd hier een vredes-tempeltje gebouwd. En juist hier bouwden de Duitsers in 1944 een lanceerbasis voor V2-raketten die richting Antwerpen en Zuid-Engeland werden afgeschoten. Een van de projectielen haperde en vernielde het tempeltje, dat later werd herbouwd. |
Hoe vaak komt het niet voor dat je door het bos de bomen niet meer ziet. Maar hier, middenin het bos, staat een beuk die zich onafhankelijk ontplooid heeft, een individu in de massa. Bij een zevensprong verlaat ik de brede laan en neem de smalle weg, een bospad, waarna ik uiteindelijk als door een groene tunnel plotseling de IJsselmeeroever bereik.
Tamme IJsselmeergolfjes likken zachtjes aan de oever, een flauwe imitatie van de hongerige Zuiderzeegolven die eertijds de keileemhoogtes van Gaasterland tot een heuse kale kliffenkust afvraten.
Dit is het Mirnser Klif, gelegen tussen het Oudemirdumer Klif (iets oostelijker) en het Roode Klif (wat westelijker). Die steiltes zijn nu nauwelijks meer te zien, de kliffen zijn in de loop van de tijd door erosie afgerond en begroeid geraakt, maar zijn landschappelijk (en botanisch) nog steeds de moeite waard. Op een bankje lunch ik. Tweehonderd meter verderop doet een buizerd hetzelfde op een paaltje. Omzichtig stapt een reebok uit de vegetatie en loopt naar een plek die buiten m'n blikveld valt. De rust werkt ontspannend. |
Door de verrekijker glijdt m'n blik over het water dat glinstert in de zon alsof er stukjes glas op drijven. Zes palen steken in een rechte rij boven het rimpelende water uit, zes kokmeeuwen bezetten het uitzichtpunt bovenop. Een flottielje zwanen schuift voorbij. Verder weg: enkele zeilschepen. En op de einder, als een luchtspiegeling, de torens van Enkhuizen. Ik herken Drommedaris en Zuiderkerk die boven de bomen uit steken, de rest van de stad lijkt verdwenen. En al die tijd klinken vogelgeluiden vanuit het riet: een stug doorzingende kleine karekiet, een schreeuwende waterral, een groep pinkelende baardmannetjes. Na verloop van tijd voegt zich daarbij het irritante gezoem van een nabije drone. Tijd om weer verder te gaan. |
‘Bij Mirns gaan we landwaarts en weldra is het wierigzilte Zuiderzeegeurtje vervangen door den heerlijken herfstgeur van eiken en berkjes,’ aldus Jac.P. Thijsse in 1915. De eerstgenoemde geur is al jaren vervlogen, voor de tweede is het nu nog te vroeg in het jaar.
De bordjes die bewoners van deze streek overal hebben neergezet laten er geen onduidelijkheid over bestaan: men is het er niet mee eens dat hier, vijf kilometer uit de kust van Oudemirdum, een industrie-eiland zou worden gebouwd ten behoeve van zandwinning. Terechte kritiek natuurlijk, industrialisering van het IJsselmeer betekent verkwanseling van natuurwaarden. Bovendien, moet je je eens voorstellen dat je in een van onderstaande huizen woont, en er komen ruim binnen gezichts- en gehoorsafstand tweeëntwintig meter hoge fabrieksgebouwen hun lawaaierige werk doen, en dat fulltime dertig jaar lang, nee daar zou niemand blij van worden. Daar komt nog bij, een Fries beperken in zijn vrijheid, dat is vragen om problemen.
De wolkenluchten zijn nog sprekender dan gisteren, maar omdat ik zo geniet van het stille, golvende landschap was ik even vergeten daar op te letten. Langzamerhand heeft zich in de verte een dramatisch spektakel ontwikkeld in de kleuren wit, via blauw en paars naar zwart, dat bovendien steeds dichterbij komt. Mijn camera en ik worden hierdoor enige tijd prettig in beslag genomen.
De onheilspellende consequentie van al dat moois dringt tot me door wanneer opeens zwiepende windvlagen om m'n hoofd vliegen; groepjes spreeuwen haasten zich weg, zwanen doen hetzelfde, fel-wit afstekend tegen de dreigende hemel. Het wordt killer, ik voel de eerste druppels en daar zijn al de eerste bliksemflitsen. Ik loop bovenop een dijk en steek twee meter boven alles uit. Dan, links, een buitendijks elzenbosje, ik klim over een hek en amper hurk ik in de beschutting van een groepje bomen of het onheil barst los.
Woeste windstoten, striemende regen, onstuimig zwiepende takken, bliksemschichten die de zwarte hemel klieven, krakende klappen die uitlopen in donderend gerommel. Beangstigend, maar tegelijk zo fascinerend! Een euforisch gevoel maakt zich van me meester.
Dit ondergedompeld worden in de elementen, dit deel uitmaken van een groots en meeslepend natuurspektakel, dit is leven!
Woeste windstoten, striemende regen, onstuimig zwiepende takken, bliksemschichten die de zwarte hemel klieven, krakende klappen die uitlopen in donderend gerommel. Beangstigend, maar tegelijk zo fascinerend! Een euforisch gevoel maakt zich van me meester.
Dit ondergedompeld worden in de elementen, dit deel uitmaken van een groots en meeslepend natuurspektakel, dit is leven!
Na een kwartier neemt het geweld af en onder een nadruppelende grijze bewolking kom ik weer tevoorschijn. Achter me hangt vanaf een paars plafond een grijs gordijn neer tot op een groen wateroppervlak: alles is water.
Buitendijks langs het IJsselmeer loop ik verder, het laatste stuk naar Stavoren. Het begint weer te regenen en nu is er nergens beschutting. Door de stromende regen loop ik verder. Tot de koeien opeens in stevig tempo de dijk oversteken om hun toevlucht te zoeken bij een boerderij. Die beesten zijn zo gek nog niet, dus ik volg hen braaf tot de rand van het erf waar ik kan schuilen. Dan volgt een toegift op het onweer van straks; dat hadden die runderen dus goed aangevoeld. |
Boven op het Roode Klif, een tien meter hoge keileembult, staat een zwerfkei opgesteld met de tekst '1345 - leaver dea as slaef', wat verwijst naar het jaar waarin graaf Willem IV van Holland en Henegouwen met zijn ridders optrok tegen Friesland en door de Friezen werd verslagen. Sinds 1945 is dit de plek waar de Friezen jaarlijks hun eeuwenlange strijd voor vrijheid herdenken. |
Stavoren. De oudste stad van Friesland en ooit een rijke stad waar alles goud was wat er blonk. Maar dat is lang geleden. Nu is het een bescheiden, niet onaardig plaatsje. Met een fraaie sage. Iedereen kent het Vrouwtje van Stavoren, maar hoe ging het verhaal ook alweer? Dat staat op een informatiepaneel en is als slot van dit verhaal hieronder te lezen.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WANDELPAD-HAIKU'S
WANDELPAD-HAIKU'S
Zwarte kraai
vliegcapriolen altijd vermaken ze zich kraaien in de wind (Lemmer) |
Aalscholver
visser op fuikpaal - kans op vis weegt zwaarder dan gebrek aan comfort (Lemmer) |
Knobbelzwaan
zicht op IJsselmeer - een rank flottielje zwanen schuift statig voorbij (Mirnser Klif) |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
© Teksten en foto's: 'Landloper' Jacob
|