’ Blokzijl is nogal een belangrijke plaats, de zeehaven voor Steenwijk en het omliggend gebied. Het gezicht op de binnenhaven was zoo aardig, dat ik mij waagde aan een pastelschetsje: de haven met aardige kleurrijke tjalkschepen, de kaaimuur met een hekje, roodgedakte huisjes half verscholen in hoogopgaand geboomte en boven alles uit de hooge grijze kerk met zijn sierlijke klokketoren.'
(Jac. P. Thijsse (1915), Langs de Zuiderzee. Zaandam: Verkade)
(Jac. P. Thijsse (1915), Langs de Zuiderzee. Zaandam: Verkade)
Etappe 15 en 16, Genemuiden - Ossenzijl (34 km)
Vrijdag en zaterdag, 21 en 22 juni 2019
De zeearenden slapen nog. De hemel boven het Vogeleiland is blauw, maar 'blanco'. Nederlands grootste roofvogel die hier broedt en die ik als 'vliegende deur' graag tegen het blauw afgetekend had gezien, vertoont zich niet. De groen overwoekerde vogel-oase ligt vanaf de dijk net te ver om iets van de aanwezige vogelwereld op te merken, mijn ogen en oren zijn niet scherp genoeg.
Achter het eiland strekt zich het Zwarte Meer uit, een van de meest noordelijke randmeren die het oude land scheiden van de polders. Noordelijker, na Kadoelermeer en Volenhovermeer, volgt nog slechts een smal kanaal naar Blokzijl.
Nog meer naar het noordwesten ligt Kuinre, ooit een piratennest vanwaaruit handelsschepen op de Zuiderzee werden geplunderd. Later een vissersplaats tussen Linde en Kuinder, twee rivieren die hier de Zuiderzee in stroomden. Zeerovers en vissers hebben hier sinds 1942 niets meer te zoeken. Kuinre werd in dat jaar door de Noordoostpolder geheel afgesneden van het water, een meedogenloze amputatie. Door de opkomst van de watersport is het dorp weer enigszins in ere hersteld: er kwam in 1990 een verbinding tussen de beide rivieren en daarmee ontstond een vaarroute tussen de Overijsselse Weerribben-Wieden en de Friese meren. |
Ik keer de vroegere Zuiderzee de rug toe en wandel bij Barsbeek het grootste laagveenmoeras van West-Europa in: Nationaal Park Weerribben-Wieden. De route volgt de grens tussen het Hoge Land van Vollenhove en de Wieden. Terwijl rechts zich vlakke weiden en rietmoerassen uitstrekken, verheft zich links een metershoge stuwwal (gevolg van de voorlaatste ijstijd, zie verslag van etappe 14) met boerderijen, glooiende weilanden en zich krommende houtsingels.
De boerenhoeven, goed onderhouden dan wel in oude staat, zijn allemaal het bekijken waard en hebben vanaf de glooiing een prachtig uitzicht over de vlakke groene velden. |
Karakteristiek voor dit landschap zijn de ooievaarsnesten op hoge palen. Ik kom er dit weekend vele tegen, maar er is een tijd geweest (in de zeventiger jaren) dat de ooievaar nauwelijks meer in Nederland voorkwam. Na een geslaagd herintroductie-programma zijn deze mooie vogels - met inmiddels meer dan duizend broedparen - weer redelijk vertegenwoordigd in Nederland.
Bij het dorp Sint Jansklooster - de naam verwijst naar de verblijfplaats van monniken in de vijftiende en zestiende eeuw - verheft zich een oude watertoren. Het bakstenen gevaarte doet nu dienst als uitkijktoren en is helaas gesloten; ik had de tweehonderd traptreden graag beklommen voor een weids vogelperspectief over De Wieden en de noordelijker gelegen Weerribben. Dit was het land van boeren, jagers, vissers, kooikers en rietsnijders, maar vooral van turfstekers. |
Veen werd uitgebaggerd (de trekgaten vulden zich met water) en op legakkers te drogen gelegd. Als turf werd het daarna via Blokzijl over de Zuiderzee verhandeld naar Holland, waar het als brandstof in de kachels in rook opging. Kolen, olie en gas vervingen in de twintigste eeuw de turf als brandstof.
Als de legakkers te smal werden (en de trekgaten te breed), dan gebeurde het wel dat ze bij stormen werden weggeslagen. Zo ontstonden grote veenplassen als Belterwijde en Beulakerwijde; het dorp Beulake is aldus in 1776 onder water verdwenen.
|
Ik wandel naar het bezoekerscentrum van Natuurmonumenten, gevestigd in authentieke huisjes. Een vlonderpad voert door het riet.
De verborgen levende bosrietzanger, kleine karekiet en snor laten zich horen, een rietgorsman laat zich zien. Het pad gaat langs de Beulakerwijde, waar in de verte zwarte sterns hun dansende vlucht uitvoeren, op zoek naar visjes. Een tjasker staat aan de rand van vochtig hooiland; vroeger werd deze houten watermolen gebruikt om kleine polders droog te malen. In een oude turfstekershut liggen gereedschappen van de turfstekers; allerlei wetenswaardigheden worden via informatieborden verstrekt.
Je kunt hier niet spreken van een ongerept landschap, het is door mensenhanden ontstaan. Wel onderga je hier de vroegere, primitieve manier van leven, het is alsof je een pad terug loopt in de tijd.
Je kunt hier niet spreken van een ongerept landschap, het is door mensenhanden ontstaan. Wel onderga je hier de vroegere, primitieve manier van leven, het is alsof je een pad terug loopt in de tijd.
Hier en daar loop ik over trilveen, golvend land gevormd door een pakket wortels en andere plantenresten dat zo dik is geworden dat je erop kunt lopen, een stadium in het verlandingsproces. In een later stadium groeit er riet, dat hier in de Wieden van hoge kwaliteit is en daarom geliefd is als dakbedekking, de meeste huizen zijn bedekt met een dikke laag riet. China is echter overal en de Wiedense riettelers ondervinden steeds meer concurrentie van goedkoper riet uit dat land.
In en om het plaatsje dat ik nu nader resideerden vroeger veel hoge geestelijken en edelen in havezaten (hofsteden), waar ongetwijfeld de naam van het stadje aan ontleend is: Vollenhove. Ik wandel naar enkele uitnodigend opgestelde tafeltjes en stoeltjes op Landgoed Den Oldenhof en bestel een drankje. De eigenaars blijken hier een camping te hebben overgenomen van de vorige bewoners. Ze hebben het druk en zijn nog vol van de enorme schade die ze op 4 juni opliepen doordat er een tornado over het landgoed raasde waardoor onder andere zestig grote bomen omwaaiden of afknapten. De ravage is rondom nog goed te zien.
Langs het Kadoelermeer is de keileemhoogte goed herkenbaar: De Voorst, ooit een klif, is nu begroeid en bovenop staat een elektriciteitscentrale. Ik had me er vooraf een mooiere voorstelling van gemaakt. Maar als ik nog wat verder loop, kom ik bij een mooi punt aan de rand van het stadje. Hier torent de Sint Nicolaaskerk uit boven de havenkolk waar pleziervaartuigen de plaats hebben ingenomen van overbodig geworden botters en schokkers. Nog een stukje verder kom je op het kleine Kerkplein met rondom de kerk met een losstaande, forse toren, het oude raadhuis met een open zuilengalerij en nog enkele fraaie huizen en horecagelegenheden.
Aan het eind van de wandeling en op het warmste tijdstip van de dag gun ik mezelf een kibbeling-menu bij 'palingrokerij en vishandel Konter' met uitzicht op de havenkolk. Straks rij ik in m'n warme campertje (zonder airco) terug naar huis. Het verslag van de volgende wandeling Blokzijl - Ossenzijl (dat ik vanwege het ontbreken van een zaterdagse busverbinding, gisteren gelopen heb) volgt hier.
~~~~
Gierzwaluwen flitsen langs de rode pannendaken, hun snerpende kreten verscheuren de lome sfeer rond de havenkolk. Een klein jacht tuft naar de havenmond. Blokzijl.
Aan het water, op het terras van Grand Café Prins Mauritshuis (vroeger een weeshuis) kom ik - onder het genot van cappuccino met de plaatselijke lekkernij - even bij van de lange autorit vanuit Zuid-Holland. Terwijl huismussen de laatste kruimels van het Blokzijler Brok oppeuzelen, komt een bejaarde man met een rollator aanschuifelen. Hij is uit z'n geparkeerde auto gestapt en neemt plaats aan het tafeltje naast me. We laten het panorama op ons inwerken en komen samen tot de conclusie dat dit een bijzonder aardig plaatsje is. ('Mooi hè, ik kon me dat nog herinneren van de vorige keer dat ik hier was,' aldus de man.) |
Blokzijl was een bloeiend handelsstadje in de Gouden Eeuw en dat valt af te zien aan de historische koopmanshuizen met fraaie gevels die rondom de havenkolk staan opgesteld. De handel in turf naar de Hollandse steden was lucratief en omdat in de zestiende eeuw een deel van Overijssel in Spaanse handen was, werd de stad door de Hollandse geuzen omgebouwd tot een vestingstadje; de aanvoer van turf moest gewaarborgd blijven.
Ik wandel door de bochtige straatjes langs oude huizen, loop het kerkje even binnen, kom langs de sluis waaraan het plaatsje zijn naam dankt (zijl = sluis) en lees bij een standbeeld het verhaal van 'Kaatje bij de Sluis', dat veel vertelt over het leven in de zeventiende en achttiende eeuw in Blokzijl. Het bord is aan vervanging toe, maar met enige moeite lees ik de volgende tekst:
Het standbeeld van Kaatje herinnert aan de legendarische herbergierster van Blokzijl (1672-1732). Haar moeder Brecht Jansdochter was een koopmansweduwe, afkomstig van Cattenburgh, Amsterdam, zoals vele Blokzieligers die nu nog de bijnaam Katten dragen. Brecht stichtte de herberg 'in den Gouden Walvisch' en hertrouwde een kapitein van de Groenlandsche Compagnie (walvisvaart). Kaatje werd geboren toen de kapitein al een jaar van huis was. Hij keerde nimmer weer. Na de dood van haar moeder vestigde Kaatje zich in 1707 bij de nieuwe verplaatste sluis. Zij deed zaken met de kooplieden van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en wist met specerijen, uitheemse kruiden en vruchten verrukkelijk te koken. Haar recepten hield zij geheim. Kaatje trouwde nimmer, maar wachtte steeds op haar jeugdliefde: een stuurman ter koopvaardij en kaapvaart. Op zestigjarige leeftijd werd de inmiddels zeer welgestelde Kaatje beroofd en vermoord. De daders zijn nooit gevonden, maar later doken in verschillende Zuiderzeesteden haar recepten op. Haar geliefde keerde terug, veertien dagen nadat Kaatje het leven liet...
Het standbeeld van Kaatje herinnert aan de legendarische herbergierster van Blokzijl (1672-1732). Haar moeder Brecht Jansdochter was een koopmansweduwe, afkomstig van Cattenburgh, Amsterdam, zoals vele Blokzieligers die nu nog de bijnaam Katten dragen. Brecht stichtte de herberg 'in den Gouden Walvisch' en hertrouwde een kapitein van de Groenlandsche Compagnie (walvisvaart). Kaatje werd geboren toen de kapitein al een jaar van huis was. Hij keerde nimmer weer. Na de dood van haar moeder vestigde Kaatje zich in 1707 bij de nieuwe verplaatste sluis. Zij deed zaken met de kooplieden van de Verenigde Oostindische Compagnie (VOC) en wist met specerijen, uitheemse kruiden en vruchten verrukkelijk te koken. Haar recepten hield zij geheim. Kaatje trouwde nimmer, maar wachtte steeds op haar jeugdliefde: een stuurman ter koopvaardij en kaapvaart. Op zestigjarige leeftijd werd de inmiddels zeer welgestelde Kaatje beroofd en vermoord. De daders zijn nooit gevonden, maar later doken in verschillende Zuiderzeesteden haar recepten op. Haar geliefde keerde terug, veertien dagen nadat Kaatje het leven liet...
Ik verlaat het stadje over de Kuinderdijk. Aan mijn linkerhand het nieuwe land, rechts het oude, dat nog lager ligt. Veenweidegebied is een uniek Nederlands cultuurlandschap, maar veen heeft de eigenschap dat het inklinkt bij ontwatering en dat heeft weer tot gevolg dat wegen en tuinen verzakken en zware landbouwwerktuigen wegzakken in de bodem.
Bij het oude gehucht Baarlo, zeven boerderijen en een oude begraafplaats met een klokkenstoel, slaat het pad rechtsaf en via boerenland en het gehucht Nederland loop ik het Weerribben-gebied in. Een graspad slingert door rietland en langs kleine wilgenbosjes. Overal om me heen maken grote libellen - de helikopters van het insectenrijk - jachtvluchten of zitten op takjes, klaar om tot de aanval over te gaan als er een lekker hapje passeert.
Bij het oude gehucht Baarlo, zeven boerderijen en een oude begraafplaats met een klokkenstoel, slaat het pad rechtsaf en via boerenland en het gehucht Nederland loop ik het Weerribben-gebied in. Een graspad slingert door rietland en langs kleine wilgenbosjes. Overal om me heen maken grote libellen - de helikopters van het insectenrijk - jachtvluchten of zitten op takjes, klaar om tot de aanval over te gaan als er een lekker hapje passeert.
Vanuit een wilg stottert een geelgors z'n eentonige liedje over het rietland, vanuit een rietstengel voegt zich daarbij de stamelende zang van neef rietgors. Leden van de gorzenfamilie zijn geen beste zangers; op hun uiterlijk valt echter weinig aan te merken.
Op een kruispunt van graspaden, rug tegen een stenen paaltje, eet ik m'n lunch. Boom noch bank zijn aanwezig, ik moet het doen zonder schaduw of comfort. Beide, en bovendien een koud drankje, vind ik even later op het terras van restaurant An 't Waeter in het dorp Wetering, een lint van woningen langs een gelijknamig kanaal.
Op een kruispunt van graspaden, rug tegen een stenen paaltje, eet ik m'n lunch. Boom noch bank zijn aanwezig, ik moet het doen zonder schaduw of comfort. Beide, en bovendien een koud drankje, vind ik even later op het terras van restaurant An 't Waeter in het dorp Wetering, een lint van woningen langs een gelijknamig kanaal.
Een paar kilometer (en een paar bruggetjes) verderop nog zo'n lintdorp langs een gracht, Kalenberg, een soort Giethoorn maar dan zonder files op het water van met toeristen gevulde punters. Deze zogenaamde vaardorpen zijn langs een waterloop ontsloten en veel huizen zijn nog steeds niet via de weg te bereiken. Huizen en tuinen zijn het bekijken waard en zo bereik ik uiteindelijk Ossenzijl.
De bus brengt me terug naar Blokzijl; op een mini-camping breng ik avond (met mooie zonsondergang) en nacht (met muggen) door.
De bus brengt me terug naar Blokzijl; op een mini-camping breng ik avond (met mooie zonsondergang) en nacht (met muggen) door.
~~~~
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WANDELPAD-HAIKU'S
WANDELPAD-HAIKU'S
Zwarte stern
boven het moeras - sierlijk showen sterns hun dans als aan een touwtje (Weerribben) |
Gierzwaluw
dorpje in juni de lome sfeer wordt verscheurd snerpende kreten (Blokzijl) |
Rietgors
in gouden rietpluim plechtig stamelt een rietgors in 't laatste zonlicht (Weerribben) |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
© Teksten en foto's: 'Landloper' Jacob
|