'Door het Gat van Ens zeilden wij langs de Middelbuurt, het hoogst gelegen gedeelte van Schokland met het kerkje en de pastorie onder één dak. [...] Het kerkje waar in 1859 de afscheidsdienst gehouden werd en waar de stem van de dominee wat onzeker geklonken moet hebben toen hij bij het gebed de hulp inriep voor alle Schokkers die het eiland moesten verlaten en een voor hen totaal vreemde wereld tegemoet gingen'.
(Wim Kuyper, Zwervend langs het IJsselmeer, Heden en verleden van het hart van Nederland, De Boer Maritiem, Amsterdam, 1978.)
(Wim Kuyper, Zwervend langs het IJsselmeer, Heden en verleden van het hart van Nederland, De Boer Maritiem, Amsterdam, 1978.)
Donderdag 18 april 2019
Stuwwallen verhieven zich in het landschap nadat het landijs zich aan het eind van de voorlaatste ijstijd terugtrok. Deze bulten in het landschap - die bestaan uit leem met keien van diverse formaten (keileem is de juiste term) - vind je nog steeds rond de voormalige Zuiderzee: op Texel (de Hoge Berg), Wieringen, Gaasterland (de kliffenkust), Vollenhove (de Voorst), Urk en Schokland.
Die laatste twee waren eeuwenlang eilandjes in de Zuiderzee. Wat mij betreft is dat reden genoeg om ze in de route van het Zuiderzeepad op te nemen. En dus rij ik half april naar de Noordoostpolder. Vlak na de inpoldering in 1942 mochten speciaal geselecteerde pioniers hier een boerenbedrijf starten. En hoewel er ruim 75 jaar later hoge bomen staan, ziet het grondpatroon er nog hetzelfde uit als toen: strakke rechthoeken, onwrikbare rechtlijnigheid. Bloeiende tulpen zorgen voor Mondriaanse vlakverdelingen. Over de vroegere Zuiderzeebodem rij ik naar Schokland. |
M'n auto parkeer ik rond negen uur op de terp Middelbuurt, vlakbij het karakteristieke kerkje achter de houten zeewering.
Houten vissershuisjes herbergen een museum dat om tien uur opent. Ik wandel het smalle pad in naar het noorden. Sleedoorns langs het pad staan in volle bloei, in de dichte begroeiing kleppert een braamsluiper. Kneuen en putters dansen van struik naar struik, een bruine kiekendief zweeft kantelend boven de velden. De stevige wind draagt bij aan het eiland-gevoel, dat eenvoudig op te roepen is doordat Schokland nog steeds meters boven de omliggende natte velden uitsteekt. In vijf minuten tijd tel ik vierentwintig vogelsoorten. Op de plasjes dobberen krakeenden, bergeenden, slobeenden, een zomertaling. Een lepelaar staat op één poot, doezelend, met de snavel tussen de rugveren gestoken terwijl de kop-pronkveren alle kanten op waaien. Voorjaarskreten van grutto's en tureluurs vullen de lucht, de klaaglijke roep van een zilverplevier weeft zich erdoor. Een buizerd hangt stil tegen de hemel als een vlieger in de wind. |
Op Schokland, dat tot ongeveer 1450 nog geen eiland was, zijn sporen van menselijk leven gevonden van duizenden jaren geleden, hier leefden al jager-verzamelaars. Het eiland ontstond in de loop der eeuwen door bodemdaling van het omringende land, waarna het steeds kleiner werd na afkalving door Zuiderzeegolven. De bijzondere archeologische en historische waarde (symbool voor de strijd van de mens tegen het water) zorgden ervoor dat Schokland in 1995 op de werelderfgoedlijst van Unesco werd geplaatst.
Ik nader de noordelijke punt van Schokland. Hier lag vroeger het buurtschap Emmeloord, waar de latere hoofdplaats van de Noordoostpolder naar vernoemd werd. In dicht op elkaar gebouwde houten huisjes op een terp leefden hier in de negentiende eeuw driehonderdvijftig mensen. Verder bevond zich hier een kerk - de vissersbevolking was katholiek - en een haven met visafslag.
Ik nader de noordelijke punt van Schokland. Hier lag vroeger het buurtschap Emmeloord, waar de latere hoofdplaats van de Noordoostpolder naar vernoemd werd. In dicht op elkaar gebouwde houten huisjes op een terp leefden hier in de negentiende eeuw driehonderdvijftig mensen. Verder bevond zich hier een kerk - de vissersbevolking was katholiek - en een haven met visafslag.
Van het levendige visserstoneel uit vroeger tijden zie ik nu nog slechts stille restanten, twee verlaten bakstenen bouwwerken, de lichtwachterswoning en 'de misthoorn'. Het laatste is een klein vierkant gebouwtje met een installatie op het dak die tijdens dichte mist de schepen met een loeiend geluid moest waarschuwen. Tussen beide gebouwen rijst een stalen havenlicht op dat in 2007 is geplaatst om de historie in deze verlatenheid levend te houden.
|
Een ander metalen kunstwerk in het landschap blijkt het 'nationaal binnenvaartmonument' te zijn, juist hier opgesteld, omdat Oud-Emmeloord zoveel jaren een veilige ligplaats bood voor de scheepvaart. Het kon flink spoken op de Zuiderzee en tijdens stormen gaf de haven beschutting.
IJsbrekers, driehoekige palenconstructies, braken tijdens de winter ijsvelden tot schotsen en beschermden zo de haven. |
Een gereconstrueerd palenscherm met een loopplank aan de binnenzijde laat zien hoe de bewoners vroeger veilig en met droge voeten naar andere delen van het eiland konden wandelen.
Kwam je op je wandeling over de smalle loopplank iemand tegen, dan volgde de intieme 'Schokkerdans' waarbij je de ander omarmde en dicht tegen elkaar aan een halve slag draaide waarna je verder liep. Je kon, afhankelijk van wie je tegenkwam, natuurlijk ook een extra pirouette draaien... Hoewel er niet zoveel contact was tussen de katholieke bewoners van de noordpunt en de protestantse inwoners van het zuidelijke Ens met de dorpen Middelbuurt en De Zuidert, kwamen er toch wel gemengde huwelijken voor. Op Schokland werden dit 'gespikkelde' huwelijken genoemd wat zou verwijzen naar het Bijbelse verhaal van list en bedrog door Jacob en Laban in Genesis 30. |
Terwijl ik hier loop kost het moeite om me op deze plek een dynamisch vissersdorp voor te stellen. Waar zijn die inwoners van Schokland (en hun nazaten) allemaal gebleven?
Dat die oorspronkelijke bewoners van het eiland een zwaar leven leidden, kun je op de her en der geplaatste informatieborden lezen. Er waren regelmatig overstromingen, het uitbreken van brand was een constant risico, op de kleine terpen woonde men dicht op elkaar, er heerste armoe, geld om de kleine verwaarloosde huisjes op te knappen was er niet, er was gebrek aan schoon drinkwater. Schokland was de armste gemeente van Nederland. In 1859 besloot de overheid het eiland uit veiligheidsoverwegingen te ontruimen. De in totaal ongeveer zeshonderdvijftig bewoners moesten hun huizen afbreken en hun geboortegrond verlaten. De meesten vonden een plekje in Vollenhove en Brunnepe bij Kampen. Alleen de herinneringen aan het eiland bleven: veel wind, weinig privacy, geen geld, maar wel een vertrouwd thuis. |
Verder wandel ik, door het Schokkerbos. De Gesteentetuin blijkt alleen in het weekend geopend te zijn. Groepjes zwerfstenen met verklarende bordjes ervoor zijn historisch wel interessant, maar om de een of andere reden (mogelijk door het broeierige weer)
wekken ze niet mijn interesse. Twee oude mensen zitten op klapstoeltjes op de parkeerplaats. Ze schrikken even, maar dan, met een behaaglijke glimlach: 'Wij verwarmen onze oude botten!'. |
Een stukje verderop blijft mijn blik haken aan een rechthoek van hoge houten schotten langs een bosrand. In het midden staat een oude dode naaldboom; van binnen de palissade klinkt zachtjes muziek. Ik ga kijken en loop over een smal hobbelig paadje naar een opening in het houtwerk. In een hoek zit op een houten keukenstoel een man in spijkerbroek en slobbertrui. Op een tafel liggen verfbenodigdheden en tegen een wand is een houten paneel aangebracht. Stil kijkt de man me aan. 'U bent kunstenaar?', vraag ik naar de bekende weg. Hij begint te vertellen. Dat hij al dertig jaar geïnspireerd is door een kunstenaar (met een Duits klinkende naam die ik vergeten ben). En dan met name door diens gedicht 'Ode aan de stilte'. Dat hij zich binnen deze afgebakende ruimte wil laten inspireren, de ruimte in zijn geest wil ontdekken en op zoek wil gaan naar zijn innerlijk. Op mijn vraag of hij hier, voor de totaalbeleving, ook blijft slapen, kijkt hij eens rond over de ongelijkmatige bodem en mompelt: 'Misschien...'. Ik wens hem veel inspiratie en vervolg mijn wandeling.
Van noord naar zuid loop ik vijf kilometer over het nergens meer dan vierhonderd meter brede 'eiland'. Volgens de bewoners was het eiland 'zo lang als een dag zonder eten en zo smal als een loopplank'.
De velden liggen te zinderen in de zon. Duizenden bloeiende paardenbloemen leggen een geel sprei over een bed van getande bladeren (die de Duitse benaming Löwenzahn verklaren). Laag boven de grond komt lui een havik aanvliegen; hij duikt het bos in en is verdwenen. Vanuit de bomen klinkt soms de slag van een enkele vink, verder is het stil geworden. Kaarsrecht is het pad, broeierig de atmosfeer. |
Na verloop van tijd bereik ik de Zuidpunt. Hier stond vele eeuwen lang een lichtbaken/vuurtoren. Turf was eerst de brandstof, daarna kolen. Later kwam er een petroleumlamp (met prismatische glazen) en vervolgens een gaslamp.
Tijdens de drooglegging van de Noordoostpolder in 1942 werd het eiland opgeslokt, niet door water maar door land. De haven in het noorden en de vuurtoren in het zuiden verloren hun functie en werden afgebroken. Nu rest hier alleen nog een ring van bakstenen. Op de achtergrond, waar ooit de woeste wateren golfden, bloeien nu de strak belijnde tulpenvelden. |
Even verderop liggen de gerestaureerde fundamenten van de Kerk van Ens die hier in de veertiende eeuw was gebouwd. Nadat in 1717 een nieuwe Hervormde kerk was gebouwd in Middelbuurt, bleef déze alleen nog in gebruik als begraafplaats. Het gebouw raakte vervallen en werd in de negentiende eeuw afgebroken.
Schippers meden deze Zuidpunt het liefst. Het was namelijk een geliefde locatie voor volksverhalen over heksen en ronddolende zielen die in hun graven geen rust konden vinden. Dwaallichten (blauwe vlammetjes van moerasgas) die hier boven de drassige bodem flakkerden zullen die verhalen nog versterkt hebben. Bijzonder is het ware verhaal dat de stoffelijke resten van de doden hier in 1940 zijn opgegraven door volkenkundigen voor onderzoek naar oude raskenmerken van de geïsoleerde en onvermengde eilandbewoners. Het onderzoek leverde niets op en botten en schedels zijn hier in 2002 weer netjes begraven. |
Het laatste stukje voetpad leidt naar De Zuidert en Middelbuurt.
Hier ligt een mooi plas-dras-gebiedje, dat ervoor moet zorgen dat de weidevogelstand niet helemaal naar nul daalt. Ik hoor grutto's, maar zie geen jongen. Aan mijn linkerhand staart een tiental nieuwsgierige Hereford-koeien me aan en gaat dan verder met grazen, wat mij eraan herinnert dat ik ook trek heb. In het museumrestaurant wijd ik me aan cappuccino met een 'Schokkerbrok' en loop daarna door het informatieve museum.
Op het hele eiland kwam ik slechts twee mensen tegen, hier zijn er meer, dagjesmensen, geïnteresseerd in de historie. |
~~~~
Met de bekende vooroordelen in gedachten rij ik naar het vissersplaatsje Urk. Urkers zouden traditioneel en behoudend zijn, streng in de leer, maar aan de andere kant zijn er drank- en drugsproblemen onder de jeugd en enkele jaren geleden was er sprake van visfraude. Ongetwijfeld is dat allemaal waar, of in ieder geval deels. Maar als je op een zonnige donderdagmiddag door Urk wandelt, vallen andere dingen op: de vriendelijke en joviale bevolking, de opgestroopte mouwen en de sfeer van niet zeuren maar aanpakken, het levendige straatbeeld dat toch rustig is vanwege het ontbreken van doorgaande verkeersstromen.
Hoewel ik vooraf nog een stevige wandeling in gedachten had, doe ik na de lange rit en de flinke wandeling op Schokland een beetje rustig aan op Urk. Bovendien is het 'terrasjesweer' en dus neem ik me voor om bij diverse horeca-zitjes gewillig aan te leggen.
Hoewel ik vooraf nog een stevige wandeling in gedachten had, doe ik na de lange rit en de flinke wandeling op Schokland een beetje rustig aan op Urk. Bovendien is het 'terrasjesweer' en dus neem ik me voor om bij diverse horeca-zitjes gewillig aan te leggen.
Aan de haven parkeer ik en vervolgens slenter ik gewoon m'n neus achterna, ik zie wel wat er komt.
Vier bejaarden zitten op een bankje, als de vier oude mannetjes in de strip 'Asterix op Corsica' die bij de ingang van een bergdorp iedere passant becommentariëren op familiebanden. Deze Urker varianten zitten verscholen achter een rij geparkeerde auto's. Stonden die auto's er niet, dan zouden ze fraai uitzicht hebben op haven en scheepswerf. Kan de gemeente zorgen voor enkele diagonale witte kruisen op het wegdek vóór dat bankje? Begin twintigste eeuw hadden de Urker mannen op het 'leugenbankje' nog geen last van automobielen die het uitzicht versperden. (Foto hangt in Zuiderzeemuseum, Enkhuizen.) |
Op Urk staat alles in dienst van de visserij. Want hoewel iedereen dacht dat de bouw van de Afsluitdijk in 1932 de doodssteek voor de visserij rond de voormalige Zuiderzee zou betekenen en hoewel dat voor een groot deel van de vissersdorpen bleek te kloppen, viste men in Urk gewoon door. Het vangstgebied werd grotendeels verlegd naar de Noordzee, Urker vissers liepen voorop als het om innovatie ging, ze hadden een fijne neus voor zakendoen, het dorp heeft de grootste vissersvloot en de grootste visafslag van Nederland en de vissers werden rijk.
Waar ik ook kijk, overal is wat te zien. Netten hangen te drogen of worden opgeruimd, lege viskratten worden opgestapeld, schepen krijgen een verse lik verf, een groepje vissers staat te discussiëren (misschien wel over het verbod van de EU op de pulsvisserij wat een flinke slag voor de Urker visserij betekent), een gezaghebberig mannetje van de havendienst rijdt rond in een golfkarretje, viskramen worden druk bezocht, het is een bedrijvigheid van jewelste. Gouden oorbellen (als vroeger een verdronken visser aanspoelde kon de familie van de goudopbrengst de begrafenis betalen) zie ik niet meer. Urker klederdracht ook niet. Het Urker dialect hoor ik wel overal. Omdat ik net van het uitgestorven Schokland kom en omdat het warm is, moet ik een beetje wennen aan die drukte en achteraf merk ik dat er op m'n foto's alleen maar verstilde tafereeltjes te zien zijn.
Museum 'het oude raadhuis' geeft een aardig beeld van het vissersleven op Urk in vroeger tijden, maar het is popperig, enigszins afgezaagd in presentatie en ik wil gauw weer naar buiten. De eilandidentiteit is hier nooit verdwenen. Urk is nog steeds een hechte gemeenschap, Urkers doen gewoon waar ze goed in zijn en daar moet verder niemand zich mee bemoeien. Urkers accepteren niet dat buitenstaanders hen de les lezen.
En nog even terug naar die vooroordelen: Urk blijkt qua misdaad op Tubbergen na de veiligste gemeente van Nederland te zijn (bron: ad.nl). (Zou het feit dat Baantjer, schrijver van politieromans, op Urk geboren is hier iets mee te maken hebben?)
En nog even terug naar die vooroordelen: Urk blijkt qua misdaad op Tubbergen na de veiligste gemeente van Nederland te zijn (bron: ad.nl). (Zou het feit dat Baantjer, schrijver van politieromans, op Urk geboren is hier iets mee te maken hebben?)
In de buurt van de vuurtoren pak ik een terrasje. Een koude Radler moet het vochtgehalte weer op het juiste peil brengen.
Niet ver uit de kust, vlakbij dit terras, bevindt zich een van de vele zwerfstenen die vanuit Scandinavië door het ijs hierheen zijn getransporteerd, lang geleden. De kei steekt nu en dan even boven water uit en dat heeft bij de Urkers kennelijk tot de verbeelding gesproken. Waar de baby's in de rest van Nederland door de ooievaar worden gebracht, worden op Urk de zuigelingen door de aanstaande vaders met een bootje opgehaald (tegen betaling) bij deze zogenoemde Ommelebommelestien...
Geboorte en overlijden blijken dicht bij elkaar te liggen. Bij het vissersmonument zijn honderden namen in marmer uitgehouwen: namen van vissers die niet meer terugkwamen naar huis. Een bronzen vissersvrouw kijkt nog één keer over haar schouder naar de einder of er echt geen zeil verschijnt... 'Velen in zee gebleven / hier staan ze opgeschreven / er wordt aan hen gedacht.'
Niet ver uit de kust, vlakbij dit terras, bevindt zich een van de vele zwerfstenen die vanuit Scandinavië door het ijs hierheen zijn getransporteerd, lang geleden. De kei steekt nu en dan even boven water uit en dat heeft bij de Urkers kennelijk tot de verbeelding gesproken. Waar de baby's in de rest van Nederland door de ooievaar worden gebracht, worden op Urk de zuigelingen door de aanstaande vaders met een bootje opgehaald (tegen betaling) bij deze zogenoemde Ommelebommelestien...
Geboorte en overlijden blijken dicht bij elkaar te liggen. Bij het vissersmonument zijn honderden namen in marmer uitgehouwen: namen van vissers die niet meer terugkwamen naar huis. Een bronzen vissersvrouw kijkt nog één keer over haar schouder naar de einder of er echt geen zeil verschijnt... 'Velen in zee gebleven / hier staan ze opgeschreven / er wordt aan hen gedacht.'
Dat het dorp op een stuwwal is gebouwd is goed te zien in de buurt van de vuurtoren. Zeven meter ligt het boven de zeespiegel; steile straatjes leiden naar knusse buurten. Dwalend door steegjes loop ik als vanzelf weer terug naar het uitnodigende haventje. Op een schaduwrijk terras, onder het genot van een gebakken visje en een drankje, kom ik tot de conclusie dat Urk me prima bevalt. Uit m'n rugzak duik ik het boek op van Fransman Henry Havard (Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee), en lees daarin enkele fragmenten waaruit blijkt dat ook hij zich hier in 1873 best vermaakte: |
Er is op de hele Zuiderzee geen schilderachtiger dorp en de bevolking van dit bekoorlijke eiland, die geheel uit vissers bestaat, is een van de vriendelijkste en meest gastvrije die men zich kan wensen. Uit de verte presenteert Urk zich op haar voordeligst. Een aardige witte vuurtoren, een grijsachtige kerk met een groen torentje, een wirwar van huizen die in een vrolijke wanorde op een echte tafelheuvel zijn gegroepeerd, enkele grote bomen die hun donkergroene tonen vermengen met het felle rood van de daken, dat is de aanblik die dit bevallige dorp ons biedt.
De kleine haven vol zorgvuldig afgemeerde vissersschepen, met hoog in de mast hun wapperende rode wimpels, de zware, zwarte balken die de steiger dragen, de flauw hellende kaden, begroeid met gras, dat alles verwarmt het hart en is een plezier om te zien.
De kleine haven vol zorgvuldig afgemeerde vissersschepen, met hoog in de mast hun wapperende rode wimpels, de zware, zwarte balken die de steiger dragen, de flauw hellende kaden, begroeid met gras, dat alles verwarmt het hart en is een plezier om te zien.
~~~~
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WANDELPAD-HAIKU'S
WANDELPAD-HAIKU'S
wandelpad-haiku
drieregelig vogel-vers een observatie |
Braamsluiper
sleedoorns staan in bloei een braamsluiper kleppert zacht bedwelmd door bloesem (Schokland) |
Bruine kiekendief
op ranke wieken - kiekendief schommelt boven kuikenrijk rietland (Schokland) |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
© Teksten en foto's: 'Landloper' Jacob
|