'Dan verschijnt aan de horizon de grote kerktoren van Hindeloopen, uitstekend boven de rode daken die zich achter de enorme dijk lijken te verschuilen. [...] De beklimming is moeizaam, maar voor deze inspanning worden we gelukkig dubbel beloond, want plotseling kijken we uit over de stad, vangen we het land met onze blikken, aanschouwen we de curieuze huizen aan onze voeten en, op enkele passen afstand, een eerbiedwaardige herberg waar men ons verse melk aanbiedt om weer op krachten te komen, terwijl onze ogen zich te goed doen aan het vrolijke houtwerk dat in de lokale stijl is uitgesneden en beschilderd.’
(Henry Havard, Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee (Amsterdam 2012. Oorspronkelijk: La Hollande pittoresque, voyage aux villes mortes du Zuiderzée, Parijs 1874.)
(Henry Havard, Pittoreske reis langs de dode steden van de Zuiderzee (Amsterdam 2012. Oorspronkelijk: La Hollande pittoresque, voyage aux villes mortes du Zuiderzée, Parijs 1874.)
Vrijdag, 29 november 2019
Met de auto noordwaarts, diagonaal door Nederland. De nacht trekt zich terug. Daglicht sijpelt in hoeken en spleten als zeewater bij opkomend tij. De nieuwe dag krijgt gestalte.
Een donkere wolk ontdoet zich van z'n inhoud als ik de parkeerplaats in Stavoren oprijd. 'Heb ik hiervoor tweehonderd kilometer gereden, om in de regen te wandelen in Súdwest-Fryslân?' Terwijl ik wacht tot het droog wordt, denk ik aan de historische reisverslagen die ik heb gelezen ter voorbereiding op het wandelen van het Zuiderzeepad. Wat opvalt is dat alle schrijvers - Jacob van Lennep, Henry Havard, Jac. P. Thijsse - als ze het hebben over de Friese kust, spreken van donderwolken, stortbuien of hagelstenen.
Toeristen komen hier niet in november. Een B&B in Workum die ik opbelde (omdat ik van plan was om twee dagen te wandelen) gaf niet thuis: 'Nee meneer, vanaf april zijn we weer open...' De regen stopt, een lap blauwe lucht ontvouwt zich. Ik loop Stavoren in op zoek naar een kop koffie. Maar nee, alles zit dicht en op één café hangt de verklarende tekst: 'Op dit moment zijn wij gesloten voor de winter. Wij hopen u rond half maart 2020 weer te mogen begroeten.'... Alleen voor een Elfstedentocht komen ze terug, die in Spanje overwinterende Friezen... |
It giet oan! Al is het dan voor een wandeldag: ik ga op pad langs drie Friese stadjes aan het IJsselmeer, drie van de elf steden uit de schaatstocht die in 1997 voor het laatst werd verreden.
Nadat ik over drukke snelwegen noordwaarts ben gereden en aan de wandeling ben begonnen, duurt het nog een tijdje voor ik de drukte in m’n hoofd kwijt ben. Dan, op het ritme van m’n stappen, daalt de rust in. De ‘drive’ om tempo te maken verlaat me. De spieren in nek en schouders ontspannen zich. Gisteren en morgen zijn onbelangrijk geworden, het gaat om nu. De tijd vertraagt, het kost me geen moeite om even stil te staan bij een torenvalk die de opstijgende wind boven de zeewaarts gerichte dijkhelling benut om biddend te speuren naar muizen. Die dijk ligt er groen en uitnodigend bij, maar tussen het groen glinstert glibberige modder. Bovendien is de wind mij te guur, ik wandel liever over het pad langs de luwe binnenzijde. Toch moet die steile heuvel regelmatig beklommen worden, je blijft benieuwd naar het uitzicht. Bovendien kan zelfs zo'n dijkje iets oproepen van het raadselachtige verlangen naar de top, door de beroemde Britse bergbeklimmer George Mallory ooit kernachtig verwoord na de vraag waarom hij de Mount Everest wilde beklimmen: 'Because it's there!'.
Op een van de pieren rusten grote zaagbekken, maar zodra ik m'n gemutste hoofd boven de dijk uitsteek vliegen ze naar de volgende pier. Daar sluip ik voorzichtiger naar boven en zo kan ik ze fotograferen.
Op een van de pieren rusten grote zaagbekken, maar zodra ik m'n gemutste hoofd boven de dijk uitsteek vliegen ze naar de volgende pier. Daar sluip ik voorzichtiger naar boven en zo kan ik ze fotograferen.
De Bocht van Molkwerum. Ik loop een stuk bovenop de dijk.
De wind trekt de tranen uit m’n ogen en stuurt ze naar de randen van m’n gezicht waar ze verwaaien. Verre einders, hoge luchten. Vijf kilometer achter me verdwijnt Stavoren in het grijze verschiet, vijf kilometer voor me verschijnt de scheve toren van Hindeloopen. Daartussen een dijk, grens tussen Friese weiden en IJsselmeer. ‘Natuur is de afstand tussen twee steden,’ heeft schrijver Marnix Gijsen ooit gezegd. Je kunt ook zeggen: steden zijn de zwarte gaten in de natuur. 'Bocht fan Molkwar', heet het buitendijkse natuurreservaat. Gouden rietland, een groen paadje dat naar een vogelhut leidt. Door een kijkgleuf aanschouw ik de grijze wateren. Tot m'n blik blijft steken bij twee bruine uitstulpingen op een strekdam. Snel zet ik de verrekijker voor m'n ogen. |
Midden in het beeld verschijnen twee zeearenden! Rustig maar nauwlettend kijken ze rond naar de zwemmende en langsvliegende watervogels - smienten, slobeenden, pijlstaarten, bergeenden. Dit zijn geen duttende roofvogels, deze twee zijn wat van plan. Na een minuut of tien strekken ze de enorme vleugels (spanwijdte meer dan twee meter!) en vliegen een aantal rondjes boven het water.
Langzaam zakken ze boven de waterspiegel. Het lijkt erop dat ze een gezamenlijke jachtmethode hebben ontwikkeld, om de beurt hangen ze biddend en met hangende poten vlak boven de golfjes. Ik realiseer me dat ik ergens gelezen heb dat een zeearend soms een watervogel dwingt om steeds te duiken, net zolang tot deze uitgeput is waarna de arend toegrijpt. Dat blijkt hier het geval te zijn: een van de vogels grist met een vlotte beweging een fuut van het wateroppervlak, terloops, alsof het eigenlijk niet de bedoeling was.
De prooi wordt in de vlucht overgedragen aan de andere vogel en samen vliegen ze terug naar de dam. De een begint te lunchen, de ander kijkt geïnteresseerd toe. Twee minuten heeft de hele jachtvlucht geduurd en ik was er getuige van, een geweldige waarneming! Mooi dat deze imposante roofvogels sinds 2006 weer in Nederland broeden, met veertien broedparen in 2018!
Hindeloopen, kleinste van de Friese elf steden. Voormalig zeevaarders- en vissersstadje. Vanaf de dijk kijk je uit op fraaie huizen en grachtjes. Vroeger was dit een karakteristiek stadje waarvan de bewoners zich in eigen klederdracht staken en een eigen dialect bezigden. Rijke zeevaarders die lange reizen maakten en met geschenken thuiskwamen woonden in pronkerige kapiteinshuizen.
In het stadje ontwikkelde zich de Hindelooper schilderkunst, volksvlijt waarbij bedstee, stoelen, tafels, reiskisten en kasten werden beschilderd met kleurige bloem- en bladermotieven. In café De Friese Doorloper rust ik te midden van beschilderde meubels en geniet ik van een cappuccino met warme Hindelooper wafel.
Ik loop door steegjes langs het Eerste Friese Schaatsmuseum, over keienstraatjes naar de 16e-eeuwse kerk van gele Friese baksteen. Over bruggetjes langs de haven naar het Sluishuis met de leugenbank (met gevelsteen van de wonderbare visvangst).
Op een enkele bewoner na kom ik niemand tegen. Via een volgende dijk verlaat ik het stadje en loop door de weidse velden verder.
Op een enkele bewoner na kom ik niemand tegen. Via een volgende dijk verlaat ik het stadje en loop door de weidse velden verder.
Gras- en rietland met in de verte links het IJsselmeer. Een aalscholver vliegt naar het noorden, precies op de horizon, alsof de vogel daarover met een touwtje voortgetrokken wordt. Een sperwer jakkert laag langs een wilgenbosje. Brandganzen vliegen lawaaierig boven de Friese landerijen. De lichtval zorgt voor warme kleuren, maar het gure weer noopt tot stevig doorwandelen. Een regenbui brengt verdere kilte.
Workum, vandaag de derde van de Friese elf steden. Langs scheepswerf ‘De Hoop’, waar nog steeds traditionele schepen worden gebouwd, loop ik het stadje binnen. Door een straat met de naam Súd loop ik richting centrum. Langzaam neemt het aantal winkels toe. Het voordeel van de nuchtere Friese stadjes is dat je het winkelend publiek op deze 'Black Friday' niet als krankzinnig ziet ronddraven met koortsachtige blikken vol opgeklopte koopjeslust.
Ik bereik de Merk met de St.Gertrudiskerk (met losse toren) en de Waag. Een gezellig plein, maar de mensen haasten zich naar huis vanwege de kou. Ik wil de trein van 5 uur halen en heb een minuut of twintig om even het museum in te glippen dat gewijd is aan Jopie Huisman, handelaar in oud-ijzer en lompen uit de vorige eeuw, later autodidactisch kunstschilder. Zijn schilderijen geven een natuurgetrouw beeld van alledaagse onderwerpen zoals een roodbaaien hemd aan een waslijn, een paar afgetrapte schoenen, en ook portretten van de gewone man (en soms vrouw).
Ik bereik de Merk met de St.Gertrudiskerk (met losse toren) en de Waag. Een gezellig plein, maar de mensen haasten zich naar huis vanwege de kou. Ik wil de trein van 5 uur halen en heb een minuut of twintig om even het museum in te glippen dat gewijd is aan Jopie Huisman, handelaar in oud-ijzer en lompen uit de vorige eeuw, later autodidactisch kunstschilder. Zijn schilderijen geven een natuurgetrouw beeld van alledaagse onderwerpen zoals een roodbaaien hemd aan een waslijn, een paar afgetrapte schoenen, en ook portretten van de gewone man (en soms vrouw).
Ik zet de kraag nog een keer goed omhoog en met de handen diep in de zakken loop ik richting station. De dag verliest zijn gestalte. Licht sijpelt weg uit hoeken en spleten als zeewater bij afnemend tij. De nacht spreidt zich over het land.
~~~~
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WANDELPAD-HAIKU'S
WANDELPAD-HAIKU'S
Torenvalk
de dijk stuwt de wind - de torenvalk besluit tot gebed om muizen (Stavoren) |
Zeearend
alert op een strekdam - twee arenden maken een 'futenanalyse' (Molkwerum) |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
© Teksten en foto's: 'Landloper' Jacob
|