‘Maar de roem en trots van Hoorn blijft de haventoren, een van de allermooiste gebouw-juweeltjes van ons land; echt stevig, zoodat hij in dien tijd tegen een ruwe aanval wel bestand was, maar tegelijkertijd vroolijk versierd en 't mooie dak gaat over in een torentje dat naar boven toe al maar fijner en sierlijker wordt en aan het heele gebouw ten slotte elk spoor van logheid of zwaarte ontneemt.’
(Jac. P. Thijsse (1915), Langs de Zuiderzee. Zaandam: Verkade)
(Jac. P. Thijsse (1915), Langs de Zuiderzee. Zaandam: Verkade)
Dinsdag 27 februari 2018
De dageraad brengt Hoorn een nieuwe dag, zonnig en koud.
Hoorn, stad met een rijk handelsverleden en veel historische gebouwen, gelegen aan het Hoornse Hop. De afgelopen dagen heb ik heel wat uurtjes in de stad doorgebracht, gedurende het afgelopen weekend samen met zoon Sander, gister aan het eind van de wandeling vanaf Enkhuizen, en deze ochtend waarop ik de route weer oppak, na een verkwikkende nacht in B&B 'De Zak'.
Hoorn, stad met een rijk handelsverleden en veel historische gebouwen, gelegen aan het Hoornse Hop. De afgelopen dagen heb ik heel wat uurtjes in de stad doorgebracht, gedurende het afgelopen weekend samen met zoon Sander, gister aan het eind van de wandeling vanaf Enkhuizen, en deze ochtend waarop ik de route weer oppak, na een verkwikkende nacht in B&B 'De Zak'.
In welke richting ik ook wandel, telkens kom ik weer uit bij de haven met de Hoofdtoren, door Jac.P. Thijsse mooi beschreven in het citaat boven dit verslag. Wel een wat fantasieloze naam, 'de Hoofdtoren', dan klinkt 'de Drommedaris' wat meer beeldend. Op de kademuur figureren Hajo, Rolf en Padde, de scheepsjongens van Bontekoe (naar het boek uit 1924 van Johan Fabricius), terwijl iets verder op het Houten Hoofd, schipper Bontekoe uitkijkt over het water.
Op het plein 'de Roode Steen' (hier vonden vroeger de terechtstellingen plaats) strijden de gevel van het Statencollege (waar nu het Westfries Museum is gevestigd) en De Waag om de aandacht. Precies daartussenin staat het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen. Coen blikt trots over het plein, maar zijn standbeeld is omstreden.
Op het plein 'de Roode Steen' (hier vonden vroeger de terechtstellingen plaats) strijden de gevel van het Statencollege (waar nu het Westfries Museum is gevestigd) en De Waag om de aandacht. Precies daartussenin staat het standbeeld van Jan Pieterszoon Coen. Coen blikt trots over het plein, maar zijn standbeeld is omstreden.
Toen toenmalig minister-president Balkenende in 2006 in de Tweede Kamer roemde over de vroegere handelsgeest en daadkracht van Nederland en daarbij het woord 'VOC-mentaliteit' gebruikte, kreeg hij heel wat kritiek over zich heen. Het is goed dat er tegenwoordig ruimte is om het hele verhaal van de Verenigde Oost-Indische Compagnie te vertellen. Handelskoorts en koopmanslust bleken op veel plaatsen te ontaarden in slavernij en moord, een smet op ons verleden. Dat onze helden van vroeger figuurlijk gesproken van hun voetstuk worden gehaald lijkt mij niet verkeerd. Toch, de bronzen beelden hoeven van mij niet van hun sokkel gehaald te worden, als maar wel het hele verhaal verteld wordt, juist om de keerzijde van de medaille van het heldendom te belichten.
De plaquette verwoordt het zo: Jan Pieterszoon Coen (Hoorn 1587 - Batavia 1629) (...) Vormgever van het succesvolle handelsinmperium van de VOC. Stichter van Batavia, het huidige Jakarta. Geroemd als krachtdadig en visionair bestuurder. Maar evenzeer bekritiseerd om zijn gewelddadige optreden bij het verwerven van handelsmonopolies in Indië. Voerde in 1621 een strafexpeditie uit tegen één van de Banda-eilanden, omdat de bewoners tegen het verbod van de VOC nootmuskaat leverden aan de Engelsen. Duizenden Bandanezen lieten hierbij het leven, de overlevenden werden naar Batavia gedeporteerd. Coen kreeg aan het eind van de negentiende eeuw de status van nationale held, compleet met standbeeld in zijn geboortestad. (...) Onomstreden is het standbeeld niet. Volgens critici verdient Coens gewelddadige handelspolitiek in de Indische archipel geen eerbetoon. (...) |
In de achttiende eeuw volgde ook in Hoorn een periode van economische achteruitgang, deels vanwege verzanding van de havens.
Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp, twee deftige Leidse studenten, maakten na hun studie, in 1823, in plaats van een ‘grand tour’ door Europa (zoals in die tijd gebruikelijk bij jongelui van stand), een wandeling door Nederland om de stand van het land op te nemen en om het Nederlandse volkskarakter te ontdekken. Omdat ze behoorden tot de elite van het land, konden ze gebruik maken van een heel netwerk van burgemeesters, dokters, predikanten, advocaten, notarissen, enz. In vrijwel elk dorp of stad zoeken ze iemand op waar ze de avond doorbrengen onder het voeren van 'leerrijke' gesprekken en het drinken van glazen / flessen goede wijn. Het dagboek dat de latere advocaat, politicus en schrijver Jacob van Lennep van deze reis bijhield, is meerdere keren in boekvorm uitgekomen, onder andere in 1980 onder de titel 'Nederland in den goeden ouden tijd, het dagboek van hunne reis te voet, per trekschuit en per diligence'.
Van Lennep schrijft over de economische situatie het volgende: ‘De steden Hoorn en Edam hebben wat de zeevaart betreft niets belangrijks meer. De kaas- en botermarkten houden beide nog staande. Hoorn overtreft Enkhuizen en andere steden in bloei, doch haalt het niet bij Alkmaar. Er zijn vele huizen gesloopt.’ Hij is verontwaardigd bij het zien van de toestanden in het Bedelaarshuis waar bijvoorbeeld getrouwden van elkaar worden gescheiden en elkaar alleen zondags in de kerk van ver kunnen zien. ‘Lazen dan de directeurs nooit dat de mensch niet scheiden zal wat God vereenigd heeft?’, merkt hij op.
Jacob van Lennep en Dirk van Hogendorp, twee deftige Leidse studenten, maakten na hun studie, in 1823, in plaats van een ‘grand tour’ door Europa (zoals in die tijd gebruikelijk bij jongelui van stand), een wandeling door Nederland om de stand van het land op te nemen en om het Nederlandse volkskarakter te ontdekken. Omdat ze behoorden tot de elite van het land, konden ze gebruik maken van een heel netwerk van burgemeesters, dokters, predikanten, advocaten, notarissen, enz. In vrijwel elk dorp of stad zoeken ze iemand op waar ze de avond doorbrengen onder het voeren van 'leerrijke' gesprekken en het drinken van glazen / flessen goede wijn. Het dagboek dat de latere advocaat, politicus en schrijver Jacob van Lennep van deze reis bijhield, is meerdere keren in boekvorm uitgekomen, onder andere in 1980 onder de titel 'Nederland in den goeden ouden tijd, het dagboek van hunne reis te voet, per trekschuit en per diligence'.
Van Lennep schrijft over de economische situatie het volgende: ‘De steden Hoorn en Edam hebben wat de zeevaart betreft niets belangrijks meer. De kaas- en botermarkten houden beide nog staande. Hoorn overtreft Enkhuizen en andere steden in bloei, doch haalt het niet bij Alkmaar. Er zijn vele huizen gesloopt.’ Hij is verontwaardigd bij het zien van de toestanden in het Bedelaarshuis waar bijvoorbeeld getrouwden van elkaar worden gescheiden en elkaar alleen zondags in de kerk van ver kunnen zien. ‘Lazen dan de directeurs nooit dat de mensch niet scheiden zal wat God vereenigd heeft?’, merkt hij op.
Ik bereik het Hoornse Hop, de inham ten zuiden van Hoorn, die ooit is ontstaan door landafslag door de Zuiderzee. In 1573 vond hier de slag op de Zuiderzee plaats waarbij watergeuzen een Spaanse vloot versloegen die onder bevel stond van admiraal Bossu. Nu ligt er een dunne laag ijs, spiegelglad, vanwege de luwte in de baai en omdat er vannacht weinig wind stond (in tegenstelling tot de afgelopen dagen). Als de weersvoorspellingen uitkomen kan hier over een paar dagen geschaatst worden. Grauwe ganzen glibberen intussen wat onwennig rond, ze lijken wat verbaasd over deze onverwachte aggregatietoestand van het water.
De dijk, ik hoef hem alleen maar te volgen door steeds het ene been voor het andere te zetten. Moeilijk is dat niet, de mens is van nature een voetganger. Steeds merk ik bij mezelf al bij de eerste stappen een gevoel dat met geluk te maken heeft. Alsof ik even weg glip; een tijdelijke ontsnapping naar en ontspanning in een andere wereld. Reisschrijver Redmond O'Hanlon opende zijn televisieprogramma 'O'Hanlons Helden' altijd met de uitspraak: 'Ik ben in de verkeerde eeuw geboren'. Liever had hij avontuurlijke ontdekkingsreizen gemaakt naar onbekende uithoeken van de negentiende-eeuwse wereld. Nederland heeft nu geen witte plekken meer op de kaart, er valt niets te ontdekken wat anderen voor mij nog niet hebben beschreven. Voor mij valt er echter een hoop nieuws te ontdekken en ik voeg beschrijvingen van mijn ervaringen toe aan alle verhalen die er al zijn.
'Zeevang' is de naam van de laaggelegen polder aan mijn rechterhand. Voor Noord-Holland kenmerkende stolpboerderijen staan zo nu en dan langs de binnenrand van de dijk. Grote huizen met een vierkant grondoppervlak en piramidevormig dak waaronder graan en hooi konden worden opgeslagen. En waar muizen een goed leven leidden.
Een kilometer ten zuiden van Scharwoude staat een monument bij een doorbraakkolk, ter herinnering aan de 'waterwolf' die hier in 1675 voor de laatste keer door de Westfriese Omringdijk brak. Zo'n doorbraakkolk of wiel is gedurende dit seizoen een geliefde overwinteringsplek voor ganzen en eenden. Op de onderste foto rechts vier soorten eenden: wilde eend, kuifeend, tafeleend en smient. |
Woorden als 'waterwolf' en 'doorbraakkolk' zijn gevallen, een goed moment om kort in te gaan op de geschiedenis van de Zuiderzee.
Dat dit zoetwaterbekken in de winter mooie plaatjes op kan leveren bewijzen onderstaande foto's.
- In oude tijden was het 'Flevomeer' (Romeinse tijd) of 'Almere' (Middeleeuwen) een samengesteld complex van veenmeren en bevatte zoet water, totdat het - door veenafslag - in open verbinding kwam met de zee en steeds zouter werd (naarmate die opening groter werd). Aan de oevers van deze Zuiderzee ontstonden vissers- en handelsgemeenschappen.
- 4 februari 1825. Een stormvloed zorgt voor de zoveelste keer voor vele dijkdoorbraken en overstromingen rondom de Zuiderzee. In Nederland verliezen 379 mensen het leven.
- 4 januari 1886. Oprichting van de Zuiderzeevereniging die zich beijvert voor de inpoldering van (een deel van) de Zuiderzee. Als geïnteresseerde bezoeker is aanwezig: Cornelis Lely, afgestudeerd ingenieur.
- 13 januari 1916. Noordwesterstorm. De bulderende wind stuwt hoge golven de Zuiderzee in. De kracht van al dat water doet dijken op tientallen plaatsen breken, land loopt onder. Eenenvijftig mensen komen om.
- 14 juni 1918. De Zuiderzeewet wordt ondertekend. Hoewel de gevolgen voor vissers en zeelieden groot zullen zijn, vindt men dat de onberekenbare zee bedwongen moet worden.
- 28 mei 1932. Om 13.02 uur is een einde gemaakt aan het bestaan van de Zuiderzee. De 32 kilometer lange Afsluitdijk, geesteskind van ingenieur Lely, wordt gedicht. Vijf jaar later is de zoute binnenzee een zoetwaterbekken geworden.
Dat dit zoetwaterbekken in de winter mooie plaatjes op kan leveren bewijzen onderstaande foto's.
Een van de weinige gehuchtjes waar ik vandaag doorheen wandel is Schardam, met een Hervormde kerk, twee sluizen en een banpaal uit 1761, die de grens van het rechtsgebied van de stad Hoorn aangaf. Bandieten, booswichten en andere boeven werden hier over de grens gezet en mochten niet terugkeren. Daar zaten de buren dan mooi mee opgescheept. Bovenop de paal staat een eenhoorn met het wapen van Hoorn. De hoorn wijst in de richting van de gelijknamige stad aan de overkant van het Hoornse Hop.
De opgekomen bewolking verdwijnt, hemelsblauw neemt weer de overhand. Gedurende de wandeling is er altijd die horizon, die ononderbroken streep aan de einder waar je blik op kan rusten, die rust geeft aan de opgejaagde blik van de eenentwintigste-eeuwer.
Ik deel de dijk met keutels, kieviten en kramsvogels. En met enkele schaapbeesten in dikke wollen jassen, de kou zal hen niet deren. Schuin boven de dijk bidt een torenvalk, Thijsse merkte in 1915 al op dat die hier zoveel voorkomen vanwege de grote aantallen veldmuizen. Over m'n hoofd vliegt een formatie kolganzen. Op het ijs gaat een avontuurlijke haas op ontdekkingstocht en wachten twee wilde eenden het voorjaar af (je vraagt je af wat de woerd daar tegen z'n wijfje te zeggen heeft...). Zo valt er steeds wat te genieten in de natuur. In de verte wijst een kerktoren naar boven - hij heeft gelijk.
Eindpunt Edam komt in zicht en dat is maar goed ook. Evenals gister zijn er langs de hele route geen geopende horecagelegenheden te vinden en de ooit door dichter Willem Kloos uitgesproken en klassiek geworden woorden dringen zich bij me op: ‘Natuur is mooi, maar ik moet er wel iets bij te drinken hebben.’
Ik passeer een bakkerij waarin enkele tafels en stoelen staan opgesteld en stommelend val ik met de deur de winkel binnen.
Met schorre stem die al twee dagen nauwelijks gesproken heeft, stamel ik: "Heeft u ook koffie?"
Met grote ogen word ik aangekeken.
De pelgrim of wandelaar heeft enige verwantschap met de dorpsgek, zoals blijkt uit de meewarige en enigszins geschrokken blik waarmee je wordt aangekeken zodra je wandelschoenen, een rugzak en een verwaaid hoofd draagt.
"Eh, ja, we hebben koffie," hoor ik het blonde meisje aarzelend antwoorden.
Na me van handschoenen, muts, jas, sjaal en trui ontdaan te hebben plof ik op een der stoelen neer.
"U wilt er vast wel iets te eten bij hebben," stelt blondie vast.
Ze heeft haar gastvrije toon hervonden en kijkt me met een glimlach aan; de Hollandse handelsgeest is nog altijd in de Zuiderzeestadjes aanwezig.
En of ik er iets te eten bij lust!
Een aangenaam half uur breng ik in de bakkerij door en verkwikt loop ik daarna door het fraaie stadje naar het busstation.
Ik passeer een bakkerij waarin enkele tafels en stoelen staan opgesteld en stommelend val ik met de deur de winkel binnen.
Met schorre stem die al twee dagen nauwelijks gesproken heeft, stamel ik: "Heeft u ook koffie?"
Met grote ogen word ik aangekeken.
De pelgrim of wandelaar heeft enige verwantschap met de dorpsgek, zoals blijkt uit de meewarige en enigszins geschrokken blik waarmee je wordt aangekeken zodra je wandelschoenen, een rugzak en een verwaaid hoofd draagt.
"Eh, ja, we hebben koffie," hoor ik het blonde meisje aarzelend antwoorden.
Na me van handschoenen, muts, jas, sjaal en trui ontdaan te hebben plof ik op een der stoelen neer.
"U wilt er vast wel iets te eten bij hebben," stelt blondie vast.
Ze heeft haar gastvrije toon hervonden en kijkt me met een glimlach aan; de Hollandse handelsgeest is nog altijd in de Zuiderzeestadjes aanwezig.
En of ik er iets te eten bij lust!
Een aangenaam half uur breng ik in de bakkerij door en verkwikt loop ik daarna door het fraaie stadje naar het busstation.
~~~~
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WANDELPAD-HAIKU'S
WANDELPAD-HAIKU'S
wandelpad-haiku
drieregelig vogel-vers een observatie |
Grauwe gans
bevroren inham - gakkend glibbert een koppel holadiejee on ice (Hoorn) |
Wilde eend
eend-paar op het ijs - hij foetert: ‘hoezo, samen een nestje bouwen?!’ (Hoorn) |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
© Teksten en foto's: 'Landloper' Jacob
|