Etappe 4 + 5,
Alphen aan den Rijn - Zwammerdam - Bodegraven - Woerden (16 km + 16 km)
Vrijdag 19 maart + vrijdag 2 april 2021
In de tijd dat Augustus keizer was van Rome (27 voor - 14 na Chr.) is er een kaart gemaakt van de toenmalig bekende wereld.
Die kaart is verschillende keren aangepast en van een versie uit de 4e eeuw is een kopie uit de 12e of 13e eeuw bewaard gebleven. Deze was in de 16e eeuw in het bezit van Konrad Peutinger, een Duits jurist, diplomaat, politicus en econoom die daarnaast kennelijk nog vrije tijd overhield om antiquiteiten te verzamelen. Deze 'kaart van Peutinger' was met de hand getekend op elf bladen perkament en had een lengte van 675 cm en een hoogte van 34 cm.
(De versie in museum Het Valkhof, Nijmegen (gedeeltelijk te zien op de foto) is de eerst gedrukte en verkleinde editie uit 1598.)
Die kaart is verschillende keren aangepast en van een versie uit de 4e eeuw is een kopie uit de 12e of 13e eeuw bewaard gebleven. Deze was in de 16e eeuw in het bezit van Konrad Peutinger, een Duits jurist, diplomaat, politicus en econoom die daarnaast kennelijk nog vrije tijd overhield om antiquiteiten te verzamelen. Deze 'kaart van Peutinger' was met de hand getekend op elf bladen perkament en had een lengte van 675 cm en een hoogte van 34 cm.
(De versie in museum Het Valkhof, Nijmegen (gedeeltelijk te zien op de foto) is de eerst gedrukte en verkleinde editie uit 1598.)
De langgerekte vorm van de kaart was handig zodat deze tijdens een reis opgerold meegenomen en als routekaart gebruikt kon worden: alle steden en doorgaande wegen stonden erop. Tegelijk was het kaartbeeld natuurlijk sterk vertekend, zoals hierboven te zien is. De kaart is te vergelijken met onze kaarten van metrostelsels in steden.
Het boeiende van de kaart is dat je de namen van toenmalige Romeinse steden en legerplaatsen (ook langs de limes) kunt aflezen.
In de hieronder beschreven etappes passeer ik de voormalige forten in Albaniana (Alphen a/d Rijn), Nigrum Pullum (Zwammerdam), [onbekend] (Bodegraven) en Laurium (Woerden).
Het boeiende van de kaart is dat je de namen van toenmalige Romeinse steden en legerplaatsen (ook langs de limes) kunt aflezen.
In de hieronder beschreven etappes passeer ik de voormalige forten in Albaniana (Alphen a/d Rijn), Nigrum Pullum (Zwammerdam), [onbekend] (Bodegraven) en Laurium (Woerden).
In Alphen aan den Rijn stap ik uit de trein en na een 'cappuccino da portare' ga ik op pad. In deze plaats is behalve vogelpark Avifauna ook Archeon gesitueerd, het themapark waarin o.a. de Romeinse tijd tot leven komt. Vanwege de pandemie zijn musea nog steeds gesloten, dus een bezoek moet worden opgeschort.
De Oude Rijn is in deze plaats (die officieel nooit stadsrechten heeft gekregen) prominent aanwezig: de waterloop snijdt recht door het centrum. Vanaf de Alphensebrug heb ik zicht op het Rijnplein met het theater waarvan de naam verwijst naar het Romeinse fort: Castellum. Op het plein staan twee brandweerauto's. Een brandweerman vertelt me dat ze een oefening voor twee duikers combineren met het opduiken van bouwhekken die door 'onverlaten' in de Oude Rijn zijn gegooid. |
Het Limespad voert vijf kilometer langs de Oude Rijn en die wandeling is geen straf.
Een kanaal dat kaarsrecht en meedogenloos het landschap doorsnijdt, daaraan heb ik een hekel. Maar voor de eerbiedwaardige Oude Rijn, die enigszins natuurlijk door weilanden en oude plaatsjes kronkelt, maak ik een uitzondering. Je voelt hier de historie van het land langs het water. Het smalle jaagpad - waarop vroeger paarden de trekschuiten voort torsten - loopt tussen het kabbelende water en de fraaie huisjes door. Het is mooi wandelweer, koud maar zonnig. De atmosfeer heeft de frisheid en sprankelende schoonheid van een nieuwe lente. |
Aan de oostzijde van Alphen kijk ik uit op een kruispunt van waterlopen. De Gouwe loopt onder een hefbrug (Gouwesluis) door naar het zuiden en verbindt de Oude Rijn met de Hollandse IJssel bij Gouda. Het Aarkanaal voert noordwaarts richting de Amstel. Dit is een belangrijk knooppunt voor de binnenvaart, hoewel het vandaag rustig is.
De Oude Rijn blijkt geliefd bij vissers die in donkergroene kledij en zittend op een stoeltje, dobberstarend de tijd doorbrengen. Praters zijn het niet, de meesten mompelen alleen een groet. Eentje vertrouwt me toe dat hij stipt om 12 uur thuis moet zijn, anders krijgt hij ruzie met z'n vrouw. Maar de gevangen vis opeten, nee, dat doet hij nooit. 'Ik rij straks wel even langs de visboer voor gebakken kibbeling!', lacht hij.
|
'Ik woon hier al 50 jaar en hoop daar nog wel wat jaren aan toe te voegen!', aldus een pensionado die in een grote groentetuin naast z'n kleine dijkhuisje staat te harken. Achter het raam zit z'n vrouw, in de zon, uit de wind; het blauwe Rijnwater stroomt drie meter verderop rustig voort. Vanuit een meidoorn wordt dit tafereel overgoten met de dwarrelende zang van een roodborst.
Ik begrijp de glimlach op het gezicht van de man en wens hem nog veel gezonde jaren waarin hij nooit zal hoeven te verhuizen. |
Ik passeer de Molenviergang Aarlanderveen, de enige molengang ter wereld die nog in bedrijf is: in trappen malen vier samenwerkende poldermolens (ondermolen, middenmolen, bovenmolen en putmolen) het water uit de polder naar de Oude Rijn. Drie zie ik er, de vierde zal wel een stukje verderop staan. Schapen en lammeren grazen gras of kauwen her. Die maken zich geen zorgen over de Hollandse waterbeheersingsproblematiek.
Op een bankje lunch ik. Aan de overkant van een slootje zingt bovenin een els een tjiftjaf. Twee- en soms drietonig, dat is de variatie die de tjiftjaf kent. Maar als je goed luistert, hoor je - zodra de vogel even stilvalt - zacht gestotterde knarsgeluidjes. Alsof het zangmechaniekje al op leeftijd is en tussendoor steeds opgewonden moet worden.
Op een bankje lunch ik. Aan de overkant van een slootje zingt bovenin een els een tjiftjaf. Twee- en soms drietonig, dat is de variatie die de tjiftjaf kent. Maar als je goed luistert, hoor je - zodra de vogel even stilvalt - zacht gestotterde knarsgeluidjes. Alsof het zangmechaniekje al op leeftijd is en tussendoor steeds opgewonden moet worden.
Zwammerdam, alleen die naam al doet bij archeologen en historici de harten sneller kloppen. In dit kleine dorpje aan de Oude Rijn werden vanaf 1971, vlakbij de resten van Nigrum Pullum (het castellum op de Peutingerkaart), zes Romeinse schepen gevonden: drie boomstamkano's en drie grote platbodems. Boeiend vind ik, hoe onderzoek heeft uitgewezen dat de oudste platbodem is gemaakt van hout dat in 97 na Chr. werd gekapt.
Met de platbodems werden goederen vervoerd: natuursteen, tegels en dakpannen voor de bouw van forten en wegen. Maar ook voedsel voor de soldaten: er zijn in de schepen scherven van amforen gevonden met sporen van graan uit België, wijn uit de Moezelstreek, olijfolie uit Spanje, vissaus uit Noord-Afrika: die Romeinen lieten het zich goed smaken! Asterix-schrijver Goscinny wist dit heerlijk te overdrijven met z'n verhalen over geroosterde berenbloedworst, gevulde giraffe-nek en in ossenvet gefrituurde everzwijnpens (met honing) (Zie: Asterix en de Helvetiërs).
Met de platbodems werden goederen vervoerd: natuursteen, tegels en dakpannen voor de bouw van forten en wegen. Maar ook voedsel voor de soldaten: er zijn in de schepen scherven van amforen gevonden met sporen van graan uit België, wijn uit de Moezelstreek, olijfolie uit Spanje, vissaus uit Noord-Afrika: die Romeinen lieten het zich goed smaken! Asterix-schrijver Goscinny wist dit heerlijk te overdrijven met z'n verhalen over geroosterde berenbloedworst, gevulde giraffe-nek en in ossenvet gefrituurde everzwijnpens (met honing) (Zie: Asterix en de Helvetiërs).
Na de brug over de Oude Rijn loop ik bij dorpskroeg 'Gezwam' het dorpje Zwammerdam in. De huizen zijn gebouwd rond een klein pleintje en een grote kerk, waardoor het een heel ander aanzicht heeft dan de andere dorpjes in deze waterrijke omgeving, waar lintbebouwing de standaard is. Op het terrein van de opgravingen staan nu de gebouwen van zorginstelling Ipse de Bruggen (dat ook de thuisbasis is van de Jostiband). Het bezoekerscentrum met informatie over het castellum en de schepen is helaas gesloten.
Ik keer de Oude Rijn de rug toe voor een zeven kilometer lang ommetje door een vochtig weidegebied dat voor de vogelaar in mij zeer interessant is. De meeste vogels hoor ik eerder dan ik ze zie: de grutto's zijn weer teruggekeerd vanuit West-Afrika. Verder hoor en zie ik tureluurs, kieviten, scholeksters, watersnippen en ook aanwezig zijn slobeenden, smienten, stormmeeuwen, enz. Ik loop voorzichtig, mezelf steeds kleiner makend - een groter wordend silhouet schrikt vogels af - naar een bankje vanwaar ik alles eens rustig kan overzien. Toch gaan de kokmeeuwen op een weiland verderop opeens gealarmeerd de lucht in en ook onder de smienten en grutto's dichterbij ontstaat onrust. Snel ga ik op het bankje zitten, maar dan zie ik dat er een andere oorzaak is voor de paniek.
Hoog in de verte doorklieft een grote valk de blauwe hemel, als een door zichzelf gelanceerde kruisboog. Door de verrekijker zie ik de slechtvalk (vanwege de grootte houd ik het op een vrouwtje) vliegen met vinnige vleugelslagen. Nog maar net heb ik haar in beeld of de valk vouwt haar vleugelpunten naar achter en suist met duizelingwekkende snelheid neerwaarts (er zijn snelheden van ruim boven de 300 km/uur gemeten bij deze snelste van alle dieren!). Twee kieviten vliegen op, de valk achtervolgt een van beide en hoewel de kievit op enkele meters boven de grond een grote snelheid weet te bereiken, loopt de valk, met flitsende vleugelslagen, gemakkelijk op hem in. De kievit schiet opzij, wordt toch geraakt, maakt een vleugeltollende buiteling en smakt op de grond. Maar in plaats van neer te strijken bij haar prooi, laat de valk zich zwevend optillen door de thermiek en verdwijnt, het stipje wordt steeds kleiner...
De hele jacht heeft misschien maar vijf seconden geduurd; het verstrijken van de tijd verloopt voor een slechtvalk volgens een andere snelheid dan voor een aardse wandelaar.
De vraag blijft waarom de vogel haar prooi heeft laten liggen. Ik kan me niet voorstellen dat ze haar buik al eerder had volgegeten en dat dit slechts (een dodelijk) spel was. Heb ik haar afgeschrikt? Hoewel ik vrij ver weg zat, maak ik me geen illusie: de slechtvalk heeft ongelooflijk scherpe ogen, ze heeft me dus zeker gezien. In dat geval zal ze straks, als de kust veilig is, terugkomen om zich tegoed te doen aan een maaltje kievit.
(De volgende dagen herlees ik voor de zesde maal misschien wel het mooiste boek dat ooit over een vogelsoort geschreven is: 'De slechtvalk' door John A. Baker (uit 1967). Daarin tref ik de volgende passage: 'Aan het jagen gaat altijd een soort spel vooraf. Het kan voorkomen dat de valk schijnaanvallen uitvoert op patrijzen, dat hij kauwen of kieviten bestookt of het aan de stok heeft met kraaien. En soms, zonder waarschuwing, doodt hij opeens een vogel. Daarna lijkt hij verbijsterd door wat hij heeft gedaan; het kan zijn dat hij de prooi dan achterlaat waar deze neerviel en er later naar terugkeert, wanneer hij écht op jacht is.'
Mogelijk ligt hier de verklaring voor m'n waarneming.)
De hele jacht heeft misschien maar vijf seconden geduurd; het verstrijken van de tijd verloopt voor een slechtvalk volgens een andere snelheid dan voor een aardse wandelaar.
De vraag blijft waarom de vogel haar prooi heeft laten liggen. Ik kan me niet voorstellen dat ze haar buik al eerder had volgegeten en dat dit slechts (een dodelijk) spel was. Heb ik haar afgeschrikt? Hoewel ik vrij ver weg zat, maak ik me geen illusie: de slechtvalk heeft ongelooflijk scherpe ogen, ze heeft me dus zeker gezien. In dat geval zal ze straks, als de kust veilig is, terugkomen om zich tegoed te doen aan een maaltje kievit.
(De volgende dagen herlees ik voor de zesde maal misschien wel het mooiste boek dat ooit over een vogelsoort geschreven is: 'De slechtvalk' door John A. Baker (uit 1967). Daarin tref ik de volgende passage: 'Aan het jagen gaat altijd een soort spel vooraf. Het kan voorkomen dat de valk schijnaanvallen uitvoert op patrijzen, dat hij kauwen of kieviten bestookt of het aan de stok heeft met kraaien. En soms, zonder waarschuwing, doodt hij opeens een vogel. Daarna lijkt hij verbijsterd door wat hij heeft gedaan; het kan zijn dat hij de prooi dan achterlaat waar deze neerviel en er later naar terugkeert, wanneer hij écht op jacht is.'
Mogelijk ligt hier de verklaring voor m'n waarneming.)
Na deze opwinding verloopt het laatste deel van de wandeling weer in een aards tempo. Een eenzame lepelaar staat langs een sloot en kijkt rond alsof hij zich afvraagt: 'Wat doe ik hier eigenlijk?' Een vlucht smienten komt aanzeilen, landt vlakbij in een sloot en besluit dan dat die wandelaar toch te dichtbij staat en vliegt weer verder. Hazen, de vorige maand zo onzichtbaar, zijn nu zeer aanwezig: tientallen zie ik er, met gierende hormonen rennen ze door de weiden.
Na vierenhalf uur bereik ik het plaatsje Bodegraven.
Na vierenhalf uur bereik ik het plaatsje Bodegraven.
In Bodegraven ontmoet ik weer de Oude Rijn. Vlakbij de Willemstraat hangt een informatiebord waarop te lezen is dat hier in 1995 de resten van een poortgebouw, twee wachttorens en van de omwalling zijn ontdekt. Ook een bronzen ruiterhelm werd hier (in 1937) gevonden, waarvan een replica op het plein staat opgesteld. Veel is er verder nog niet bekend over het Romeinse fort (zelfs de naam is onduidelijk). Daarvoor moet men nog wat systematischer in de bodem graven in Bodegraven.
~~~~ Twee weken later ben ik hier terug. Om verschillende redenen sla ik nu een stukje van het limespad over. Al vroeg pak ik de buurtbus naar Driebruggen, waar ik om 8 uur uitstap: een klein dorp ten oosten van de Reeuwijkse Plassen. |
Opgewekt kwam de zon vanmorgen op; roemloos verdween zij weer. Aangekondigd door een oranjerood vlammende hemel in het oosten sprong om kwart over 7 een rode bal boven de horizon uit, langzaam schoof de vuurbol een half uur later weer achter een dik donkergrijs wolkendek waar zij een groot deel van de dag verborgen zal blijven. De afgelopen dagen was het prachtig weer, eergister met temperaturen rond de 23°C. Vandaag blijft het kwik steken bij 6°. Een somber weerbeeld, maar dat past wel bij deze Goede Vrijdag. Opgewekt past meer bij Pasen.
Over een smal paadje tussen huizen en kanaal (de eerste liggen een stuk lager dan de laatste) loop ik het dorpje Driebruggen uit. Gepluimd riet verheft zich rechts van het pad als een scherm langs het kanaal Dubbele Wiericke en dwingt m'n blik naar de linkerzijde: kale polder, groene grasvlakten zover het oog reikt.
Op het moment dat ik begin te twijfelen aan de charme van dit pad, sla ik de Ruigeweidse Achterkade in, een eeuwenoud, licht kronkelend landweggetje door een tien meter brede strook met essen, elzen en wilgen en een ondergroei van woeste braamstruiken en ontluikende varens. Ik loop hier precies op de grens van Zuid-Holland en Utrecht en het lijkt wel alsof alle trekvogels uit de wijde omgeving hier zijn neergestreken, alsof ze moeten wachten op de grensformaliteiten. |
Een clubje besluiteloze graspiepers springt op en landt weer op het veldje dat ik passeer naar het hek. Na het overstapje hoor ik de ijle kreten van koperwieken vanuit de boomtoppen. Ik neem een kijkje in een knoestige knotwilg en schrik van een lawaaierig opvliegende wilde eend. Om de twintig meter zingt er een tjiftjaf en op de grenzen van hun pas betrokken territoria vliegen ze elkaar fel achterna - twee vliegen er bijna tegen me op. Verder hoor ik de eerste fitissen, die deze week in flinke aantallen ons land zijn binnengevlogen. Pinkelende putters, sjirpende rietgorzen en zagende koolmezen brengen kleur in de nog jonge lente. Een winterkoning, als een kleine dictator met een calimero-complex, schettert me in m'n oor dat ik hier niets te zoeken heb. En een merel fluistert zachte toonladders; die droomt nog na van de drie voorbije warme lenteavonden.
|
In de aangrenzende weiden hoor ik nerveuze tureluurs, jodelende wulpen, woest baltsende kieviten en een gestaag roepende grutto hoog boven z'n toekomstige broedgebied. Bij een plasje vliegt de eerste purperreiger van dit jaar op, ook de eerste boerenzwaluwen laten zich zien en even later zeilt een bruine kiekendief langs op iets omhoog gehouden, lange vleugels.
Vogels, ik zal er nooit genoeg van krijgen.
Vogels, ik zal er nooit genoeg van krijgen.
Papekop is een gehucht middenin het veenweidegebied ten noorden van het mooie stadje Oudewater. De intrigerende naam van de kleine verzameling huizen en boerderijen is afgeleid van een perceel grond ('cope') dat door de eigenaar, de Bisschop van Utrecht, werd overgedragen ter ontginning waarbij de opbrengst voor de pastoor ('paap') van het dorp Waarder was bestemd.
Langs Diemerbroek, een rustige, door knotwilgen, slootjes en boerderijen geflankeerde asfaltweg, woont een kunstenaar die z'n eigen interpretatie geeft aan de naam Papekop.
Bij B&B Spoorzicht is een Rustpunt waar koffie geschonken wordt. Ik loop om de schuur heen en kom bij een overdekt zitje waar ik Henk en Hennie ontmoet, twee wandelaars uit Woerden, die bij de koffie geanimeerd vertellen over (de historie van) de omgeving.
Langs Diemerbroek, een rustige, door knotwilgen, slootjes en boerderijen geflankeerde asfaltweg, woont een kunstenaar die z'n eigen interpretatie geeft aan de naam Papekop.
Bij B&B Spoorzicht is een Rustpunt waar koffie geschonken wordt. Ik loop om de schuur heen en kom bij een overdekt zitje waar ik Henk en Hennie ontmoet, twee wandelaars uit Woerden, die bij de koffie geanimeerd vertellen over (de historie van) de omgeving.
Woerden, stad aan de oostkant van het Groene Hart, wordt door marktonderzoekers beschouwd als de meest gemiddelde gemeente van Nederland. Of dat door de bewoners als een aanbeveling wordt gezien weet ik niet, maar feit is dat zij regelmatig als testpanel mogen optreden. Zo werden hier als proef, na de invoering van de euro in 2002, alle contante betalingen afgerond op vijf eurocent. Toen dat goed beviel, verviel in heel Nederland het gebruik van de één- en twee-eurocentmuntjes.
Ik passeer de Singel en loop het centrum binnen. Langs stellingmolen De Windhond, die op een zes meter hoge heuvel boven de huizen uitsteekt. Over het plein bij de voormalige kazerne, waar de horeca nu noodgedwongen de terrassen gesloten moet houden, het blijft een deprimerend gezicht. Lege tafels, opgestapelde stoelen, gesloten parasols, stilte. En een eenzame wandelaar die even op een stoel uitrust en een koud slokje neemt uit z'n veldfles, bij gebrek aan beter.
Onder een poort door naar het kerkplein met de Petruskerk en de Rijnstraat op de plek waar de Oude Rijn in 1969 werd gedempt. Op deze plek bevond zich vroeger het Romeinse fort Laurium. Ook hier heeft men Romeinse schepen gevonden, waarvan een replica dienst doet als rondvaartboot.
Onder een poort door naar het kerkplein met de Petruskerk en de Rijnstraat op de plek waar de Oude Rijn in 1969 werd gedempt. Op deze plek bevond zich vroeger het Romeinse fort Laurium. Ook hier heeft men Romeinse schepen gevonden, waarvan een replica dienst doet als rondvaartboot.
In het stadsmuseum in het voormalige stadhuis (Stedehuys) is onder andere een expositie te zien over de Romeinse tijd. Aan de rechterkant van de fraaie voorgevel staat een unieke schandpaal uit 1567. Een jaar geleden was ik in dit museum; nu moet ik - voor een blik op opgegraven voorwerpen - afdalen in de parkeergarage Castellum. Daarmee besluit ik de wandeling.
De volgende etappe voert naar Utrecht, ik ben benieuwd of de coronamaatregelen dan weer zodanig versoepeld zijn dat terrassen en musea weer open mogen.
De volgende etappe voert naar Utrecht, ik ben benieuwd of de coronamaatregelen dan weer zodanig versoepeld zijn dat terrassen en musea weer open mogen.
~~~~
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WANDELPAD-HAIKU'S
WANDELPAD-HAIKU'S
Tjiftjaf
tussen twee ‘tjiftjafs’ klinkt zacht 'urrr-urrr': hij windt zijn zangmechaniek op (Zwammerdam) |
Tjiftjaf
grensconsternatie randje territorium tjiftjaf-trammelant (Driebruggen) |
Winterkoning
een kleine tiran met calimero-complex tettert in m’n oor (Driebruggen) |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
© Teksten en foto's: 'Landloper' Jacob
|