'M'n schoenen zal ik maar uitdoen,' stel ik haar voor met een blik op m'n bemodderde bergschoenen. 'Nee hoor, dat is niet nodig,' vindt de Birgittinesser kloosterzuster die de portiersfunctie bekleedt in Abdij Maria Hart te Weert. Ze laat me binnen door de grote poort van het gastenhuis. Ik schrijf me in en als ze me even later voor wil gaan over de blinkende plavuizen en de geboende trap, trek ik de besmeurde stappers toch maar uit. Op m'n sokken loop ik achter haar aan naar kamer nummer 1, waar ik de nacht zal doorbrengen. Stil trekt ze zich terug, ik ben alleen. Op dat moment heb ik ongeveer dertig kilometer Pelgrimspad in de benen, die tot de mooiste kilometers behoorden van het langeafstandswandelpad. |
Om kwart over tien vanmorgen was ik uitgestapt op NS-station Heeze, had ik een bus, een metro en drie treinen achter de rug en was het bijna drie uur later dan toen ik van huis vertrok (inclusief een half uur vertraging). De reis over de rails voerde door een monochroom Brabant - het land verborgen onder een centimeter sneeuw. Mijn schoenen knerpen door het plaatsje 'Heesj' (zoals Brabanders zeggen). De bijnaam 'Parel van Brabant' ontleent het plaatsje niet zozeer aan eigen schoonheid, maar aan de prachtige ligging te midden van natuurgebieden. |
De Boschlaan blijkt spekglad en zorgt voor een bijna-buiteling. Drie woest zwaaiende ledematen zorgen ervoor dat het evenwicht op de vierde in stand blijft waardoor ik niet tegen de vlakte ga. Een groene specht in een boomkruin langs het pad ziet er de humor wel van in. Vogelgeluiden klinken ver door in het verder doodstille bos: koolmezen, boomklevers, roffelende grote bonte spechten en dus die luid lachende groene specht. De laatste vliegt in sierlijke bogen het beeld uit. Aan de rand van de oude Herbertusbossen ligt trots Kasteel Heeze, een van de laatste bewoonde kastelen van Nederland. Hier woont de familie Van Tuyll van Serooskerken op het landgoed waar Grote Aa en Sterkselse Aa samenvloeien. Als Kleine Dommel of Rul stroomt de beek verder noordwaarts. Adel of niet, ook een beek kan een dubbele naam dragen. |
Het laagje sneeuw verhult de (on)betrouwbaarheid van de ondergrond. Het knispert onder m'n rechterschoen, alsof ik op een oude krant ga staan. Het volgende moment sta ik tot m'n enkel in een modderige plas waarvan het bevroren toplaagje millimeter-dun was.
Ik bereik de Strabrechtse Heide, het grootste aaneengesloten heidegebied in Noord-Brabant. Net buiten het zicht ligt De Plaetse, waar zich een schaapskooi bevindt met 350 Kempische heideschapen. Hun begrazing moet het dichtgroeien van de heide tegengaan. De schapen kom ik vandaag niet tegen, wel verschillende keren stoere Schotse hooglanders. Af en toe komt de zon door, maar de loodgrijze bewolking overheerst. Het pad voert dwars door dit desolate heidelandschap en ik vind het prachtig!
Een groepje rietgorzen, de mannetjes al bijna in broedkleed, foerageert in de berm en fladdert een eind met me op. Een eindje verder op een kaal stoppelveldje scharrelt weer zo'n groepje, nu in gezelschap van mooi gekleurde geelgorzen.
Regelmatig speur ik de toppen van solitaire bomen af op de aanwezigheid van een klapekster, maar die fraaie wintergast blijft verborgen. In een groepje dennen speelt een kleuterklas goudhaantjes. De tamme, vriendelijk ogende vogeltjes zitten geen seconde stil. Opnieuw (zie verslag van etappe 15) probeer ik er een te fotograferen, weer levert dat een mislukking op. Ik kan in elk verslag wel zo'n foto plaatsen, als een soort 'running gag'. |
Het Pelgrimspad voert weer naar het bos, maar ik kan geen genoeg krijgen van de weidse verten en dus wijk ik af van de route en zwerf over wit uitgeslagen paadjes over de heide.
Brabant is bekend om de vele vennen en hier bevindt zich de grootste van Nederland: het Beuven, ruim honderd hectare groot. In het midden ligt het water nog open, daar dobberen knobbelzwanen, wilde eenden en kuifeenden en typische wintergasten als brilduiker en grote zaagbek. In voor- en najaar landen hier vaak kraanvogels, onderweg tijdens de trek tussen Scandinavië en Zuid-Spanje.
|
Bij een markant punt op de grens van bos en hei zie ik een oude grenspaal.
Het blijkt te gaan om de 'Hoenderboompaal', waar vroeger vijf gemeenten aan elkaar grensden. Naar verluidt werden hier in het jaar 1595 vijftien vrouwen uit de omgeving van hekserij beschuldigd en op een brandstapel geëxecuteerd. Zou angst niet bijna altijd de diepere oorzaak zijn van mensenhaat en wreedheid? De naam van het nabije Grafven verwijst nog naar de barbaarse gebeurtenis. |
Na verloop van tijd ontkom ik er niet aan:
ik bereik de grens van de Strabrechtse Heide, ik moet het bos in. Het pad slingert zich tussen de naaldbomen door. Na het Keelven wijk ik weer af van de route door het bos en neem een pad langs de rand. Ik heb geen hekel aan bos, maar na een half uur ga ik de vergezichten missen. Noem het een hunkering naar horizon.
|
Een vlaamse gaai kruist krijsend het pad. Veertig kramsvogels 'tjakkeren' voorbij in de boomtoppen.
Twee buizerds zwenken vanuit de bosrand de wolken tegemoet en draaien hun rondjes richting de kerktorens van Sterksel. En de hemel daarboven wordt grijzer en grijzer. Dat ik in het katholieke zuiden des lands wandel, blijkt niet alleen uit de wegkruisen en kapellen, maar bijvoorbeeld ook uit de herinneringspaal die is geplaatst ter gelegenheid van het 44-jarige bestaan van carnavalsvereniging de Ossedrijvers. |
Via een donkere-bomen-bos bereik ik het open heidegebied van Landgoed De Pan. En hier tref ik hem aan op zijn uitkijkpost: de klapekster. De vogel heeft een deftig grijs pak aan, maar de haaksnavel en het bandietenmasker tonen duidelijk dat dit een rover is. Kevers, maar ook muizen, hagedissen en kleine vogels worden door klapeksters gevangen en op dorens geprikt, waar ze als in een provisiekast bewaard blijven voor later. Ik zoek doornstruiken en prikkeldraad af, maar kan geen gespietste prooien vinden. |
Ik passeer het kaarsrechte Sterkselsche kanaal en de smalle Sterkselsche Aa en maak een ommetje via het geïsoleerde buurtschap Hugten dat uit een paar landbouwbedrijven bestaat. Na een stuk bos (met weer zo'n inhalige ijzervreter, zie verslag etappe 15) bereik ik de grens van Noord-Brabant en Limburg.
|
Hier bevindt zich de Grenskerk. Toen aan het eind van de Tachtigjarige Oorlog de katholieke eredienst verboden werd binnen de grenzen van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de katholieke kerken door de protestanten waren overgenomen, werden er behalve verborgen schuilkerken, ook noodkerkjes opgericht die net buiten de grens lagen. Hier trokken de katholieken uit Brabant op zondag naartoe. In deze Grenskerk werden diensten verzorgd door de Minderbroeders van Weert. Nu is het een monument. De fundamenten van het kerkje zijn nog intact; een kruis, een altaar en rijen met bankjes completeren het geheel. De herrie die ik hoor komt niet van Brabantse parochianen, maar van een schare lawaaierige ganzen in de omringende graslanden.
Onder een doorgebroken zon wandel ik naar 'Máres' (Brabants voor Maarheeze). Om kwart voor vijf plof ik neer op een metalen bankje op het simpele stationnetje. Dertig kilometer heb ik gelopen zonder tussenstop.
Op het perron valt m'n blik op mijn modderige schoenen en dito broekspijpen; ik hoop dat de nonnen zo'n haveloze landloper toelaten in het klooster. Zeven minuten doet het treintje erover om naar Weert te rijden. Weert, 'de poort van Limburg'. Hier stap ik uit en wandel door het autovrije centrum. |
In het klooster in de Maasstraat 'zetelen' de zusters Birgittinessen, die zich laten noemen naar de stichteres van de orde, Birgitta van Zweden die leefde in de veertiende eeuw.
De zusters komen overal vandaan, tot India en Mexico aan toe. Er wordt dan ook voornamelijk Engels gesproken. Op de website staat: 'De poorten van onze Abdij staan open voor: bezinning, gebed, retraite, overnachtingen, ontmoetingen en maaltijden'. Gastvrij word ik onthaald en even later zit ik op m'n kamer (met badkamer) bij te komen van de wandeling. |
Na het diner kan ik er voor kiezen om Weert in te gaan - het is koopavond - maar ik heb geen zin om weer aan de wandel te gaan. En bovendien, de serene rust binnen de kloostermuren doet me goed.
Wel meld ik me om kwart voor negen in de kapel voor de Completen, de avondsluiting. Als protestantse buitenstaander ken ik de rituelen niet, ik ben benieuwd. Als ik binnenkom zijn er zeven nonnen aanwezig in de kapel, zittend op de voorste houten banken. Precies om kwart voor negen gaat één van de zusters naar de gang, waar ze een bel luidt; ons aantal blijft echter tot acht beperkt. Eerst worden gezamenlijk drie gebeden opgezegd: voor Scandinavië, tot de heilige Birgitta en tot de heilige Jozef. Vervolgens worden in wisselzang liederen gezongen, in Nederlands dan wel Latijn. Onder geritsel van gesteven rokken schuiven de zusters na een kwartiertje de bankjes uit, buigen voor het altaar en wandelen statig, in een processie van ruisende habijten door het zijpad de kapel uit. Ik blijf nog even zitten en laat de verstilde sfeer op me inwerken. |
Terug op m'n kamer pak ik de twee boeken die ik vanmiddag vanuit de bibliotheek in de gastenkamer had meegenomen: 'Beminde gelovigen' (Godfried Bomans) en 'Brood voor onderweg' (Henri Nouwen). Hiermee breng ik nog een paar uurtjes door, wisselend tussen verhalen van nostalgie en scherts en woorden van wijsheid en geloof.
~~~~
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
WANDELPAD-HAIKU'S
WANDELPAD-HAIKU'S
Groene specht
geelgroen licht hij op lachend golft hij uit het beeld de schemer keert weer (Heeze) |
Goudhaan
op besneeuwde tak babbelend dartelen ze bonte kerstballen (Strabrechtse Heide) |
Klapekster
doornstruik in de buurt boevenmasker vastgeknoopt zo wacht hij op prooi (Strabrechtse Heide) |
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
© Teksten en foto's: 'Landloper' Jacob
|